De Sociaal Economische Raad (SER) presenteert dit najaar een advies over de toekomstige rol die biomassa in Nederland kan spelen in de duurzame economie. Te verwachten is dat daarin staat dat juist in Nederland de ‘biobased economy’ een goede kans maakt. Eén manier om snel en relatief goedkoop een stap in deze richting te zetten is het vergroenen van transportleidingen. Groen gasinjectie in het gasnet met bijbehorend certificeringsysteem is afgelopen jaar van start gegaan. Analoog aan dit systeem is ook de grote Noordwest-Europese industriële etheenleiding te vergroenen, zo denkt het Platform Groene Grondstoffen. Een business case is in de maak en potentiële investeerders zijn geïnteresseerd.
Door Tijdo van der Zee
Etheen is een van de belangrijkste grondstoffen in de chemische industrie. In Noordwest Europa is in 1969 door het Aethylen Rohrleitungs Gesellschaft (ARG) een leiding aangelegd die de chemische industrie en raffinaderijen in Antwerpen via Keulen met het Ruhrgebied verbindt. Vanuit Antwerpen loopt vervolgens de RC2-lijn, een onderneming waarin ARG en het Havenbedrijf Rotterdam ieder de helft van de aandelen hebben, naar het noorden naar Moerdijk en Pernis. Vanaf de aanleg in 1969 is het transportvolume in het netwerk gestaag gegroeid naar meer dan 2 miljoen ton in 2009. Voor de komende jaren wordt echter een lichte daling verwacht. De capaciteit van de leiding bedraagt 2,5 miljoen ton per jaar.
Veelbelovend
In de uitgave ‘Speerpunten voor 2010’ van het Platform Groene Grondstoffen zegt voorzitter Ton Runneboom dat “de ambitie om 30 procent van de fossiele grondstoffen te vervangen door groene grondstoffen, haalbaar is en bovendien een enorme impuls geeft aan de Nederlandse economie.” Bio-etheen injectie komt in de uitgave als veelbelovend naar boven. In 2009 heeft het platform de haalbaarheid van bio-etheen in de pijpleiding onderzocht en in 2010 legt het platform contact met partijen die een bio-etheenfabriek in Nederland zouden kunnen realiseren.
Groene shampoofles
Uit deze onderzoeken blijkt dat er verschillende randvoorwaarden nodig zijn om van een bio-etheenfabriek een succes te maken. Ten eerste dient de invoerbelasting op bio-ethanol afgeschaft te worden. Die ligt momenteel tussen de 10 en 20 cent per liter; te hoog om te kunnen concurreren met fossiele grondstoffen die belastingvrij worden geïmporteerd en dus zijn er gesprekken gaande met de Europese Commissie om hier verandering in aan te brengen. Ook zal de olieprijs op het huidige peil moeten blijven of een beetje moeten stijgen. Daarnaast gaat men er vanuit dat een klein deel van de consumenten (5 procent) bereid is om een iets hogere prijs – een green premium – te betalen voor het product. Een ‘groene’ shampoofles kost iets meer dan een ‘grijze’. Uit het onderzoek komt echter wel naar voren dat een meerprijs van 20 procent van bio-etheen ten opzichte van gewoon etheen uiteindelijk in het consumentenproduct is verwaterd tot een acceptabele meerprijs van ten hoogste enkele procenten.
Ten slotte is er massa nodig. Een fabriek moet een capaciteit hebben van tussen 200.000 en 500.000 ton jaarlijks. Ton Runneboom: “Dat maakt injectie in het etheennet, waar een jaarlijkse capaciteit van 12 miljoen ton etheen aan is gebonden, zo interessant: bio-etheen zal in een bedrijf vooralsnog in een klein deel van de totale etheenbehoefte voorzien zodat men alleen die consumenten kan bedienen die de green premium bereid zijn te betalen, net als bij groene stroom. Maar als er vele bedrijven een klein beetje afnemen, hebben wij een business case. Je ziet dat grote bedrijven als Wal Mart, Coca Cola, Pepsi en Albert Heijn er veel aan is gelegen te vergroenen. Zij vertalen de consumentenwens van vergroenen in haalbare producten en zijn zodoende de drijvende krachten om een dergelijk bio-etheenproject mogelijk te maken.”
Swap
Procestechnisch hoeft er voor bedrijven niets te veranderen bij de inzet van bio-etheen. Het product heeft namelijk exact dezelfde moleculaire structuur. Chemiebedrijf DSM zou een afnemer kunnen zijn. Hoewel het bedrijf aangeeft dat het na de verkoop van het SABIC-deel nog maar erg weinig etheen nodig heeft, gebruikt het de grondstof wel om een product te fabriceren waarbij duurzaamheid een grote meerwaarde zou kunnen hebben. Neem bijvoorbeeld Dyneema, dat is een supersterke vezel die wordt verwerkt in bijvoorbeeld kogelvrije kleding voor het leger en de politie. Deze twee overheidsinstanties zijn sinds begin dit jaar verplicht duurzaam in te kopen en daarbij past het als Dyneema van bio-etheen wordt gemaakt. Rob Rijlaarsdam, inkoopmanager van DSM volgt de biobased ontwikkelingen op de voet. “Ik juich de ontwikkeling toe. We verrichten er zelf ook studie naar, maar ik kan er verder mede om concurrentieredenen niet veel meer over zeggen”, aldus de inkoopmanager. Rijlaarsdam geeft wel aan dat het vrijwel onmogelijk is om daadwerkelijk groene moleculen de fabriek binnen te halen, aangezien de koop en verkoop van etheen bestaat uit een ‘swap’, een administratieve handeling die er wel in voorziet dat er evenveel etheen ingepompt is als er uitgehaald wordt, maar die niet gekoppeld is aan een echte fysieke overdracht.
Ton Runneboom van het Platform Groene Grondstoffen denkt daar ook zo over omdat hij ook denkt dat een dergelijk bovengenoemd ‘massabalans’-systeem het best uitvoerbaar is maar hij geeft ook aan dat het met de koolstof-14-analyse technisch mogelijk is om bio-etheen van fossiel etheen te onderscheiden. “Bovendien moet het mogelijk zijn bio-etheen in aparte pakketjes door de leiding sturen. Dat zou een mogelijke rol kunnen spelen in de marketing van bedrijven.”
Lege handen?
Rotterdam is een voor de hand liggende haven voor een bio-etheen fabriek, maar ook Antwerpen heeft een aantal voordelen. Ton Runneboom: “Rotterdam gooit hoge ogen. De haven heeft nu al de grootste bio-ethanolinfrastructuur.” Volgens Runneboom is de haven de grote trekker van het project. Maar de haven laat niet het achterste van zijn tong zien. “Voordat je het weet, praten we alleen nog over vergevorderde plannen om plannen te maken’, zegt een woordvoerder. Maar, zo voegt hij er aan toe: “Natuurlijk oriënteert Rotterdam zich op een olieloos tijdperk en zijn we geïnteresseerd in de productie van bio-etheen, want dan maken we weer een stapje in de bio-cluster.” Zou het kunnen dat Antwerpen dan meer te bieden heeft? Feit is dat de Vlaamse haven het knooppunt is in het etheennetwerk en dat Rotterdam in zekere zin aanhaakt op de grote leiding. Of een fabriek nu in België of Nederland wordt gebouwd, in ieder geval verwacht Runneboom dat deze in 2013 operationeel zou moet kunnen zijn “maar dan moet de chemische industrie wel snel toegang krijgen tot ethanol op wereldmarktprijzen want als Europa achter hoge invoerbarrières blijft zitten voor de chemie dan gebeurt er helemaal niets.”
Bron: EnergieGids.nl sept 2010