Verscheidene windparken in het Duitse deel van de Noordzee vallen onder het Nederlandse luchtruim. Dat heeft consequenties voor bedrijven die heen en weer vliegen naar heliplatforms van de offshore transformatorstations. Die krijgen namelijk met Nederlandse autoriteiten te maken. En Nederlandse regels, en die zijn net even wat anders dan de Duitse.
Door: Tijdo van der Zee
In: Energeia, 11 augustus 2017
De Duitse exclusieve economische zone (EEZ) ziet er op de kaart een beetje uit als een naar links afgezakt feesthoedje. De grens met de Nederlandse EEZ loopt door de Dollard, tussen de waddeneilanden Rottumeroog en Borkum door en dan een paar honderd kilometer in noordwestelijke richting, tot het punt waar de Nederlandse, Britse, Nederlandse en Deense zones samenkomen. Een flink deel -vooral het zuidelijke- van de Duitse EEZ is bestemd voor windparken. Inmiddels hebben de Duitsers volgens de recentste cijfers van Fraunhofer al 4,82 GW aan windvermogen op zee staan.
Deze windparken worden vaak precies tegen de grens van de Nederlandse EEZ aan gebouwd. En dat kan leiden tot grensconflicten, zoals gebeurde toen Duitsland begon te bouwen aan het 108 MW-windpark Riffgat, 15 kilometer ten noorden van Borkum. Vier van de dertig windturbines van Riffgat zouden in Nederlandse wateren liggen, zo meende de Nederlandse regering in 2011. Het geschil werd uiteindelijk beslecht in het Westereemsverdrag, dat de verschillende bevoegdheden regelt in het betwiste gebied, maar waarin geen concrete afspraken gemaakt zijn over waar de officiële grens ligt. De Tweede Kamer heeft dit verdrag inmiddels goedgekeurd. De Eerste Kamer moet er nog over stemmen. (Artikel loopt door na de afbeelding)
Het luchtruim boven Riffgat is echter onbetwist Nederlands. De luchtruimgrenzen en de grenzen van de verschillende economische zones passen namelijk niet precies netjes op elkaar. Het Nederlandse luchtruim loopt nog een stuk door boven de Duitse EEZ. En dat betekent dat Duitse helikoptervluchten naar Duitse offshore windparken te maken krijgen met de Nederlandse autoriteiten. Want terwijl de grens van de Duitse en Nederlandse economische zones bij Borkum naar het noordwesten weglopen, loopt de grens van het luchtruim recht naar het noorden. Om precies te zijn: de grens ligt op 6° 30′ 00″ oosterlengte.
Dat betekent dat alle Duitse windparken die hier ten westen van liggen vallen onder het Nederlandse luchtruim, of Amsterdam Flight Information Region (FIR), in luchtvaarttermen. Oostelijk van deze grens gaat het om de Bremen FIR. Dat houdt in dat de aanvliegroutes naar onder meer de windparken Riffgat, Veja Mate en Global Tech I door het Nederlandse luchtruim gaan.
Seinsysteem testen
Dus toen het bedrijf Enova Energieanlagen in 2010 in het kader van de ontwikkeling van windpark Riffgat met kleine vliegtuigjes onderzoek wilde verrichten naar vogels en zoogdieren in het gebied, moest het toestemming vragen aan het Nederlandse ministerie van Verkeer en Waterstaat (nu Infrastructuur en Milieu) om lager te vliegen dan gebruikelijk. En toen het bedrijf Windpark Heliflight Consulting uit Kiel een seinsysteem voor aanvliegende helikopters bij het platform Global Tech I wilde testen, moest het van Infrastructuur en Milieu toestemming vragen om dit in het donker te mogen doen. Die toestemming kreeg het bedrijf eerder deze week.
“Het bedrijf wil de helikoptervluchten in het donker net zo veilig laten verlopen als tijdens daglicht en het wil daarom het verlichtingssysteem testen”, zegt Lianne Sleutjes, woordvoerder van de Inspectie Leefomgeving en Transport, de toezichthouder van Infrastructuur en Milieu. “Onderdeel van de veiligheid zijn lichten die een indicatie geven van de juiste vlieghoogte en richting voor een landing op een helidek. Voor een controle van de juiste werking van die lichten moet men uiteraard ook in het donker vliegen. Men heeft daarvoor een heel pakket aan maatregelen genomen. Met dat pakket voldoet men aan de Duitse eisen en kwam men in Nederland in aanmerking voor een ontheffing.”
Subtiel verschil
Die ontheffing maakt de Nederlandse situatie anders dan de Duitse, zegt Sleutjes: “Het verschil tussen Nederland en Duitsland is subtiel. In Duitsland is VFR-nachtvliegen [vliegen onder de zichtvliegregels, red.] geregeld als ‘ja, mits je aan de eisen voor VFR-nachtvliegen voldoet’ en in Nederland als ‘nee, tenzij je ontheffing of vrijstelling hebt.'”
Behalve plichtig aan de Nederlandse regels, zijn Duitse vliegbedrijven dat ook aan de Nederlandse schatkist. Voor elke vlucht door het Nederlandse luchtruim moeten ze €208 aftikken. Het feit dat er gevlogen wordt door het Nederlandse luchtruim betekent overigens niet dat er bij ongelukken Nederlandse hulp wordt ingevlogen, zegt Maj-Britt van Raalte, woordvoerder van Luchtverkeersleiding Nederland. “Als er een calamiteit is dan worden de Duitse hulpdiensten opgeroepen omdat het Duits grondgebied is.”