Categorie archief: Energie in Europa, Nederland en de wereld

Duitse windparken, Nederlands luchtruim

Nuon vervangt besturingssysteem Hemweg-kolencentrale

Nuon vervangt besturingssysteem Hemweg-kolencentraleNuon gaat het besturingssysteem voor de Hemwegcentrale vervangen. Het bestaande systeem van leverancier ABB dateert nog van 1993, toen de centrale in gebruik genomen werd, en is verouderd.

Het gaat om het besturingssysteem voor Hemweg 8, de kolengestookte eenheid met een vermogen van 630 MW. De gasgestookte eenheid 9 (435 MW) is pas operationeel sinds 2012 en valt buiten de opdracht. Lees verder Nuon vervangt besturingssysteem Hemweg-kolencentrale

Kabeltaks trekt als inktvlek over Delta-gebied

Als er één schaap over de dam is, volgen er meer. Eind vorig jaar besloot Hulst om als eerste Zeeuwse gemeente precariobelasting op kabels, buizen en leidingen te gaan innen. Deze week werd duidelijk dat Terneuzen in 2016 waarschijnlijk zal volgen. In nog eens tenminste acht van de in totaal dertien Zeeuwse gemeenten wordt hier serieus over nagedacht. Lees verder Kabeltaks trekt als inktvlek over Delta-gebied

Nederlandse havens maken zich klaar voor komst offshore windparken

Nederlandse Noordzeehavens zien brood in de komst van nieuwe windparken op zee. Kades worden versterkt en havens uitgediept. En in glanzende brochures worden toekomstige klanten verleid met unique selling points. 

In de haven van IJmuiden werden vorige week drie nieuwe aanmeerplekken voor bemanningsschepen voor offshore windparken in gebruik genomen. De drie boatlandings hebben ieder een zwenkkraan om gereedschap aan boord te hijsen dat het personeel van Eneco en Vestas nodig heeft bij het Amalia-windpark en straks ook bij het windpark Luchterduinen.

Het was maar een klein nieuwsbericht van AYOP, het offshore samenwerkingsverband van de havens van IJmuiden en Amsterdam, maar het was tekenend voor de ambitie. “Het besluit van Minister Kamp om drie grote gebieden aan te wijzen voor offshore windmolenparken is goed ontvangen in IJmuiden”, zo meldt AYOP. Critici wijzen op de zeesluizen als beperkende factor in deze havenregio, maar AYOP wuift die weg en presenteert aan nieuwe klanten het ‘dienbladconcept’, waarin IJmuiden en Amsterdam elkaars tekortkomingen aanvullen. “De ideale one-stop-shop voor offshore wind.”
Lees verder Nederlandse havens maken zich klaar voor komst offshore windparken

Eurostat goochelt met groeicijfers duurzame energie

Eurostat geeft een verkeerde voorstelling van de groei van het aandeel duurzame energie in Europa in 2009. Onduidelijk is hoe hoog die precies is, maar vermoedelijk een stuk lager dan de 8,3% waarover het Europese statistiekbureau Eurostat rept in het rapport ‘Statistical aspects of the energy economy in 2009’. Dit bevestigt een woordvoerder van het CBS.

Door Tijdo van der Zee

In het rapport wordt in de tabellen een onderscheid gemaakt tussen energie uit water en wind enerzijds en biomassa, afval, zonne-energie en geothermische energie anderzijds. De eerste categorie laat een toename zien van 33,0 miljoen ton olie-equivalenten (Mtoe) in 2008 naar 35,7 Mtoe. Een toename van 2,7 Mtoe, ofwel 8,3% (waarbij Eurostat rekent met meerdere cijfers achter de komma). De tweede categorie bedroeg in 2008 109,8 Mtoe. Ten tijde van het opstellen van het rapport waren echter de cijfers voor deze categorie voor 2009 nog niet binnen en dus hanteert Eurostat een schatting: 109,8, oftewel even veel als in 2008.

In het begeleidende taartdiagram telt Eurostat deze categorieën bij elkaar op tot 145,5 Mtoe. Dit is goed voor 18,4% van de totale Europese energieproductie. Maar Eurostat begaat de fout om het groeipercentage van de eerste categorie te extrapoleren naar de gecombineerde categorie. Als hier al een groeipercentage aan te koppelen zou zijn, dan zou dat uitkomen op een veel bescheidener 1,9%. Maar eigenlijk is het niet mogelijk om een groeipercentage aan te geven, omdat voor de tweede categorie een schatting is gegeven. Kleine schommelingen in 2009 in deze veel grotere categorie hebben een veel grotere invloed op het groeicijfer van de gecombineerde categorie dan de categorie ‘water en wind’.

De IEA, International Energy Agency, heeft de harde gegevens van hernieuwbare energie in Europa voor afgelopen jaar vermoedelijk wel paraat, maar deze organisatie was vooralsnog niet bereikbaar voor commentaar. Het CBS is echter stellig. ‘Dit is gewoon een fout’, aldus de CBS-woordvoerder, ‘Het CBS zou dit niet zo gedaan hebben.’

Overigens is het volgens het CBS niet erg waarschijnlijk dat de categorie ‘Biomassa, afval, zonne-energie en geothermische energie’ erg is gegroeid het afgelopen jaar. ‘In Nederland wordt wel wat meer biomassa bijgestookt in elektriciteitscentrales, maar de bulk van deze categorie wordt gevormd door meestook van biomassa in de industrie en hout in kachels in andere delen van Europa. En dat is eigenlijk al jaren constant’, aldus de CBS-woordvoerder.

Link naar Eurostat rapport ‘Statistical aspects of the energy economy in 2009’

Bron: EnergieGids.nl augustus 2010

‘Klimaatsceptici beter gehoord in het IPCC’

Het internationale klimaatpanel IPCC moet beter naar klimaatsceptici luisteren, maar die sceptici moeten zelf ook beter hun best doen gehoord te worden, niet door harder te schreeuwen, maar door de juiste route te bewandelen. Verschillende wetenschappers adviseerden dit maandag tijdens een hoorzitting van de Tweede Kamercommissie van VROM over het klimaatpanel IPCC.

Het klimaatpanel kwam de laatste maanden in opspraak door fouten in het klimaatrapport uit 2007 en de manier waarop panelleden die in de doofpot probeerden te stoppen. De Tweede Kamer wilde het naadje van de kous weten en organiseerde maandag een hoorzitting die de hele dag duurde en waarbij wetenschappers van het IPCC, klimaatsceptici en wetenschapsjournalisten de gang van zaken probeerden te duiden.

Het vuistdikke klimaatrapport is in feite een samenvatting van alle relevante klimaatliteratuur die verschijnt in een bepaalde periode. Voor klimaatsceptici zijn er verschillende manieren om invloed te hebben binnen het IPCC. Dat kan ten eerste via publicaties in het rapport. Maar het klimaatpanel kiest voor het belangrijkste eerste deel van het rapport het liefst alleen publicaties die ‘peer reviewed’ zijn – die door collega’s van commentaar zijn voorzien in kwalitatief hoogwaardige bladen. Voor de IPCC-panelleden is dat het selectiemiddel om te bepalen of publicaties aan de wetenschappelijke normen voldoen. De klimaatsceptici menen echter dat zij geweerd worden door deze bladen, waardoor ook kansen opgenomen te worden in het rapport slinken. “Soms legden we publicaties van klimaatsceptici naast ons neer. We moeten beter uitleggen op welke gronden we dat doen”, moest Bert Metz, voormalig co-voorzitter van één van de IPCC-werkgroepen, toegeven.

Een andere methode om invloed te hebben op het rapport is kritiek te leveren op de eerste conceptversie via de zogeheten ‘expert review’-procedure. De panelleden in het IPCC zijn verplicht wat te doen met deze opmerkingen, ondanks de enorme hoeveelheden – bij het Vierde Assessment Rapport werden 29.000 commentaren ingeleverd. Maar klimaatscepticus Hans Labohm, één van de experts, verzekerde maandag dat hij nooit antwoord heeft gehad op zijn commentaren en dat de panelleden ook geen woord van zijn opmerkingen hebben verwerkt in het rapport.

Ten slotte kunnen klimaatsceptici proberen zitting te krijgen in één van de werkgroepen die het rapport samenstellen. Sceptici menen echter dat, als het al lukt om hier in te komen, hun standpunt ondergesneeuwd raakt omdat de uiteindelijke tekst gebaseerd is op consensus. “Consensus is een weeffout in het IPCC”, zei professor Salomon Kroonenberg van de TU Delft. Ook Wim Turkenburg, professor aan de Universiteit Utrecht en betrokken bij eerdere rapporten, vindt dat het IPCC te weinig aandacht schenkt aan sceptische klimaatgeluiden. “Ik denk dat dissensus onder de wetenschappers een grotere paragraaf in het rapport moet krijgen.”

Scepsis in het IPCC zou inderdaad meer erkenning moeten krijgen, vond ook Maarten Hajer, directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving. Toch meent hij dat de selectiemethode voor artikelen via de peer reviewed tijdschriften een goede is. “Het is niet zo heel moeilijk. Er zijn naast Nature en Science nog talloze goede tijdschriften. Een goed verhaal wordt gewoon geaccepteerd, of dat nu sceptisch is of niet.”

Het is mede aan KNAW-voorzitter Robbert Dijkgraaf om de adviezen van de wetenschappers te wegen. Hij zal de komende maanden het onderzoek leiden naar de oorzaken van de fouten in het Vierde Assessment Rapport van het IPCC, zodat die kunnen worden vermeden in het volgende rapport, wat klaar moet zijn in 2014. Dijkgraaf gaf aan onder meer te kijken naar hoe de inhoudelijke input op het rapport via de ‘expert reviews’ beter op waarde kan worden geschat, ook die van de klimaatsceptici.

Bron: EnergieGids.nl/Tijdo van der Zee 20-04-2010

Waar blijft de echte Europese interconnectie?

Waar in Europa vrij verkeer van goederen al lang een vanzelfsprekendheid is, blijft de interne Europese energiemarkt vooralsnog steken in een rudimentair stadium. Stevige gas- en elektraverbindingen tussen landen ontbreken, Europese standaarden staan nog in de kinderschoenen en vanwege onwenselijke eigendomsverhoudingen is van een vrije toegang tot de netten ook nog geen sprake. Het Derde Energiepakket, dat de Europese Unie deze zomer goedkeurde en dat op 3 september in werking trad, moet hier verandering in brengen.

Door Tijdo van der Zee — update 20 februari 2015

“Als Spaanse ondernemer wil ik mijn stroom kunnen kopen in Noorwegen of Oekraïne [sic.], als die daar goedkoper is. Nu kan dat nog niet. Daar moeten alle onderhandelingen uiteindelijk op gericht zijn, soms heb ik het idee dat er alleen maar gepraat wordt om het praten.” Javier Penacho van de AEGE, een vereniging die grootverbruikers van energie in Spanje vertegenwoordigt, schudt zijn hoofd bij zijn constatering over de huidige situatie bij de Europese energievoorziening. Hij heeft weinig hoop dat het eerste obstakel op de weg naar de verwezenlijking van zijn wens – een goede interconnectie tussen Frankrijk en Spanje die het Iberisch Schiereiland uit een isolement zal halen – binnenkort uit de weg wordt geruimd.

De Europese Commissie presenteerde in 2007 met het Derde Energiepakket een scala aan maatregelen die de ondernemers als Penacho zouden moeten helpen om goedkopere producenten in de EU te vinden. In april van dit jaar stemde het Europees Parlement in met het pakket, in juni gevolgd door de Europese Ministerraad. Het pakket rust op drie pijlers. Een nieuwe Europese toezichthouder, ontvlechting en een investeringsplan.

Regulatory gap
De eerste pijler betreft de oprichting van een Europees agentschap genaamd ACER, dat zich bezighoudt met supranationale regulering. Dit agentschap moet een einde maken aan het ‘regulatory gap’, de grote verschillen in nationale regelgevingen. Uitspraken van ACER zijn bindend, in tegenstelling tot uitspraken van de twee tot nu toe functionerende organisaties ERGEG en CEER, waarin de 27 nationale energiemarkttoezichthouders verenigd zijn. De besluitvormingsprocedure zal via een stemsysteem gaan, waarin een meerderheid voldoende is. Nationale veto’s zijn dan niet meer mogelijk, wat de snelheid van de besluitvorming moet bevorderen. “Dit is een kans voor een echte integratie van de Europese energiemarkt. Ondanks dat het een enorme klus gaat worden”, zegt de Brit Lord Mogg, die voorzitter wordt van ACER. Waar agentschap ACER zich zal gaan vestigen is nog niet bepaald. Slowakije, Slovenië en Roemenië dingen nog mee. Volgens Ana Arana Antelo van de Europese Commissie is het de bedoeling dat over de locatie in ieder geval nog dit jaar, tijdens het Europees voorzitterschap van Zweden, een beslissing genomen wordt. De komende 16 maanden wordt uitgewerkt hoe de dagelijkse gang van zaken binnen ACER gestalte moet krijgen. Zo verandert bijvoorbeeld de rol van nationale toezichthouders, in Nederland is dat de Energiekamer van de NMA. “Die rol wordt belangrijker”, beweert Lord Mogg, zonder op de specifieke nieuwe bevoegdheden in te gaan, “maar om ze die belangrijkere rol te kunnen laten spelen, zullen we ze eerst moeten losweken uit de nationale overheidsstructuren.” Nationale toezichthouders worden dus een soort Europese toezichthouders op locatie.

De samenwerkende Europese TSO’s – eigenaren van de hoogspanningsnetten en hoge gasdruknetten zoals TenneT en Gasunie – krijgen ook een rol in dit nieuwe institutionele systeem. ENTSO-E (European Network of Transmission System Operators for Electricity) en ENTSOG (European Network of Transmission System Operators for Gas) zullen ACER adviseren. Volgens Erik te Brake van het Nederlandse VEMW, de vereniging die de belangen behartigt van energiegrootverbruikers in Nederland, zouden ook Europese consumenten een rol moeten krijgen in de besluitvormingsprocedure bij ACER. Via de Europese energieverbruikerskoepel IFIEC zou die input geleverd kunnen worden. “Bij elke beslissing die ACER neemt, zou een ‘impact assessment’ uitgevoerd moeten worden. Welke consequenties heeft een beslissing voor de eindgebruiker? Op basis daarvan kunnen wij dan aanbevelingen doen.”

Ontvlechting
De tweede pijler betreft ontvlechting van de hoofdnetten uit het eigendom van energieproducenten. Idee hierachter is dat vrije toegang door Europese energieproducenten tot het net niet gewaarborgd kan worden als één van hen dat in een bepaalde regio in handen heeft. Nederland gaat hierin een stap verder dan Europa vereist, door niet alleen de hoofdnetten te ontvlechten, maar ook per 1 januari 2011 de distributienetten. Nederland is hierin het beste jongetje van de klas, want zelfs de ontvlechting van de hoofdnetten bleek Europees gezien geen haalbare kaart. Met name Frankrijk (Electricité de France) en Duitsland trapten op de rem, daarin gevolgd door Oostenrijk, Bulgarije, Griekenland, Letland, Luxemburg en Slowakije. Uiteindelijk is een afgezwakt systeem bedacht waarin landen kunnen kiezen tussen drie vormen van ontvlechting. Dat zijn ten eerste een totale onteigening van het hoofdnet, ten tweede de ‘independent system operator, ISO’, waarbij ondernemingen het beheer van hun net overlaten aan een onafhankelijke beheerder en ten slotte ‘independent transmission operator, ITO’, waarbij de distributie door de onderneming plaatsvindt, onder strenge regels en het toeziend oog van een onafhankelijke organisatie.

Investeringsplan
De derde pijler betreft het tienjarig investeringsplan dat ENTSO-E en ENTSOG moeten opstellen. Daartoe brengen organisaties in kaart waar de voornaamste knelpunten tussen landen zitten en hoeveel geld er nodig is om die te verhelpen. Probleem hierbij is alleen dat het investeringsplan geen enkele bindende consequenties zal hebben. Dit is dan ook een reden dat velen hoop vestigen op regionale initiatieven, zoals het pentalaterale overleg dat sinds 2005 plaats vind tussen de Benelux, Duitsland en Frankrijk en dat tot doel heeft de vijf energiemarkten te integreren op een hogere snelheid dan haalbaar is op Europees niveau.
“Integratie is per definitie iets regionaals, want een investering in een interconnector blijft namelijk altijd een aangelegenheid tussen twee landen”, zegt Cecilia Hellner van ENTSO-E hierover. Liberalisering van het Europese energienet leidt tot lagere prijzen, zo is de bedoeling. Maar als dat in het huidige tempo doorgaat vreest Erik te Brake van VEMW dat de markt al verdeeld is onder de grote spelers, voordat de integratie van de markt goed en wel begonnen is. “Je ziet nu al consolidatie optreden en kleine, nieuwe spelers hebben bijna geen speelruimte. Het is een race tegen de klok en de inzet zijn de energieprijzen voor de consument.”

En wat gaat dit alles betekenen voor de Spaanse ondernemer Javier Penacho? Zijn probleem wordt al langer onderkend door de Europese Unie. Sinds 2007 probeert voormalig eurocommissaris Mario Monti als speciaal EU-gezant de weerstanden weg te nemen die een hoogspanningsverbinding over de Pyreneeën in de weg staan. Helaas voor Penacho, tot nu toe zonder veel succes.

Energiek Europa september 2009

Update 20 februari 2015:

Eindelijk kan Javier Penacho tevreden zijn. Op vrijdag 20 februari werd de tweede interconnectie tussen Frankrijk en Spanje feestelijk in gebruik genomen. Daarmee verdubbelde de capaciteit in een klap van 1400 MW naar 2800 MW. De hoogspanningsleiding loopt van het het Franse Baixàs over een afstand van 65 kilometer naar het Spaanse Santa Llogaia. De lijn loopt onder meer door een bijna 9 kilometer lange tunnel onder het Alberra massief in de Pyreneeën. Het project kostte 700 miljoen euro. Daarvan is 255 miljoen Europese subsidie.

 

 

Sloop oude boorplatforms is miljardenmarkt, maar hergebruik heeft z’n voordelen

Grote olie- en gasvelden in de Noordzee raken de komende jaren uitgeput. Veel boorplatforms zullen dus overbodig worden. De sloopbranche voorziet een miljardenbusiness, maar de producenten houden het geld voor deze decommissioning en abandonment, ofwel sluiten en netjes achterlaten, liever zo lang mogelijk op zak. Dat kan door ook de laatste restjes olie en gas op te boren, of door de platforms te gebruiken als spil in een netwerk van kleine velden.

Door Tijdo van der Zee

De cijfers spreken voor zich. Het ontmantelen van boorplatforms is een potentiële miljardenbusiness. Op het IIR-congres ‘Re-use & Decommissioning’ vorige week in Amsterdam schotelde Brian Nixon, directeur van Decom North Sea, zijn toehoorders indrukwekkende statistieken voor. Decom North Sea wordt gefinancierd door het bedrijfsleven en wordt tot eind 2011 ook gesteund door de Britse overheid. De organisatie richt zich op het ontsluiten van decommissioning-informatie en het bijeenbrengen van de verschillende spelers in de markt.

“Alleen al in het Britse continentale vlak wordt jaarlijks zo’n EUR 500 mln gespendeerd aan decommissioning en dit bedrag neemt toe”, schetst Nixon. “De komende tien jaar zou de markt alleen al op het Britse vlak kunnen groeien tot EUR 10 mrd.” Volgens Decom stonden er in 2009 op de Britse, de Noorse en Nederlandse continentale vlakken bijna 600 boorplatforms, waarvan 54% ouder was dan 15 jaar. “De gemiddelde leeftijd van gesloten platforms is momenteel 17 jaar. Decommisioning wordt dus heel belangrijk dit decennium.”

De ontwikkelingen rond het platform Brent Spar van Shell in de jaren ’90 markeren het begin van deze groeimarkt. Shell wilde dit platform na enkele decennia trouwe dienst laten afzinken in zee, maar Greenpeace wist dit te voorkomen door te claimen dat de zware metalen in het platform een milieuramp zouden veroorzaken. Hoewel later bleek dat Greenpeace stevig had gegoocheld met cijfers, leidde het incident wel tot nieuwe regels rond offshore platforms. In 1998 werd door Europese landen rond de Noordzee plus nog een aantal Europese landen afgesproken dat afzinken verboden werd en dat platforms voortaan netjes opgeruimd dienden te worden. Overigens geldt deze plicht in Nederland niet voor pijpleidingen en kabels van en naar het platform. Hierover kan de minister per project een beslissing nemen.

Deze wetgeving en rooskleurige toekomstcijfers ten spijt, valt het aantal platforms dat nu al daadwerkelijk afgebroken is een beetje tegen. Om weer op het Britse continentale vlak te blijven: in de jaren 2000 tot en met 2009 werden daar 22 grote installaties opgeruimd, iets meer dan twee per jaar. In het Nederlandse vlak staan “ruim 130 intstallaties, waarvan er minder dan een handvol is opgeruimd”, zegt Jelto Terpstra van de Nederlandse Olie en Gas Exploratie en Productie Associatie, Nogepa. “Doordat het nog zo weinig gebeurt, is het lastig om te profiteren van de leercurve. De prijzen blijven daardoor hoog”, zegt Nixon.

En dat niet alleen. Die kosten lopen soms ook gierend uit de hand, zegt Thor Sterker van Platform Brokers. Platform Brokers werkte als onderaannemer van sloper Heerema mee aan de ontmanteling van North West Hutton van BP in de buurt van de Shetlandeilanden in 2009. In 1992 raamde men het opruimen van dit platform op EUR 41 mln. In 2005 was dit bedrag opgelopen tot EUR 189 mln. “Er zijn vaak te weinig gegevens waar je op kan vertrouwen, dat maakt het lastig om de kosten goed in te schatten”, zegt Sterker. “Je ziet wel dat de kleine platforms makkelijker binnen budget blijven, dan grote.”

Exploitanten moeten er dus vanaf het begin van de boring in hun begroting rekening mee houden dat ze op het eind nog forse kosten zullen hebben. Maar als puntje bij paaltje komt willen veel exploitanten deze decommissioning-kosten zo lang mogelijk uitstellen. Dat kan door bijvoorbeeld beter je best te doen om ook de laatste druppels olie en wolkjes gas uit het veld te persen. Al moet dat wel daadwerkelijk gebeuren, want de vergunning kan worden ingetrokken als er twee jaar geen significante activiteiten plaats vinden. Maar een platform kan ook in gebruik blijven door het als centraal element in een netwerk van kleine velden te laten meedraaien. Daarbij word gas uit kleine naastgelegen boortorentjes, of zelfs onderzeese installaties, in pijpleidingen vervoerd naar het grote platform, om daar opgewerkt te worden. Vandaar wordt het getransporteerd naar land.

Welke herbestemming een platform ook krijgt, volgens Ruud van Wijk, platforminspecteur bij Bureau Veritas, dat inspecties uitvoert bij onder meer offshore installaties, blijven de meeste platforms veel langer in bedrijf dan je op grond van hun voorspelde levensduur zou verwachten. “Mijn ervaring is dat decommissioning nauwelijks plaats vindt. Ik voer telkens inspecties uit omdat exploitanten de levensduur van het platform willen verlengen.”

Decommissioning is prima, maar nu nog even niet”, zegt Floor Jansen van Energie Beheer Nederland (EBN). De Nederlandse overheid heeft sinds enkele jaren een kleine-veldenbeleid, dat moet helpen om de huidige Nederlandse offshore gasproductie van 30 mrd kuub gas te handhaven tot 2030, ondanks de dalende productie van de bestaande grote velden. “Die installaties kunnen we dus goed gebruiken.” EBN, een staatsonderneming, participeert voor 40% in alle productieboringen in Nederland. Om bedrijven te stimuleren is er een regeling dat 25% van de investeringen in de ontwikkeling van kleine velden van het bedrijfsresultaat waarover winstbelasting moet worden betaald mag worden afgetrokken.

Het uitwringen van oude velden en de ontwikkeling van nieuwe kleine velden zijn min of meer dezelfde taken als waarvoor de platforms altijd al gebruikt zijn. Maar er zijn meer mogelijkheden. Zo valt er te denken aan het gebruiken van platforms voor het opslaan van aardgas of voor de opslag van CO2 (CCS), die daarvoor overigens wel eerst moeten worden omgebouwd. Voor die laatste functie zijn vergevorderde plannen voor een platform en leeg gasveld van Taqa in het P18-blok voor de kust van Rotterdam. Max Oosterhuis van Loyens en Loeff denkt dat er qua wetgeving nog wel wat moet veranderen, wil CCS aantrekkelijk worden. “Wie aardgas op wil slaan in zijn oude veld, kan zijn bestaande vergunning omzetten in een gasopslagvergunning, maar als een exploitant CO2 op wil slaan, moet hij zijn vergunning inleveren en daarna weer een CCS-vergunning aanvragen.”

Er zijn zelfs idealistische vergezichten die de boorplatforms willen aansluiten op een toekomstige elektriciteitsring, op de bodem van de Noordzee, die de stroom van de vele windturbines op zee naar land van verschillende Noordzeelanden moet brengen. De platforms zouden dan opgetuigd kunnen worden als gas to wire-installaties, een soort offshore gascentrales, die het onzekere aanbod van windstroom kunnen compenseren. Dit idee opperde Carel Cronenberg, van adviesbureau DHV op het congres in Amsterdam. Nuon en Eneco noemden dit idee ook bij hun gezamenlijke plan voor een offshore windpark in de Noordzee. Of exploitanten met lege velden kunnen wachten met decommissioning tot het zover is, lijkt niet erg waarschijnlijk.

Verschenen in Energeia, 25 mei 2011

Een legitieme Europese energiemarkt geeft zichzelf bloot

Twee artikelen in Energeia over transparantieregels voor de Europese energiemarkt

Transparante Europese energiemarkt stapje dichterbij

Een transparante energiemarkt die handelaren belet met voorkennis hun slag te slaan is weer een stapje dichterbij gekomen. Dinsdag stemde de Commissie voor Industrie, Onderzoek en Energie van het Europees Parlement in overgrote meerderheid (42 voor, 0 tegen, 3 onthoudingen) voor de ontwerp-verordening ‘Integriteit en transparantie van de energiemarkt’.

Door Tijdo van der Zee

Als de verordening, in het Engels Regulation on Energy Market Integrity and Transparency (Remit) genoemd, later dit jaar stemmingen in het Europees Parlement en de Europese Ministerraad overleeft, worden deelnemers aan energiehandel verplicht gegevens openbaar te maken over de capaciteit en het gebruikt vermogen van productiefaciliteiten, opslag, en distributiegegevens van elektriciteit, gas en LNG. Ook verbiedt de verordening handel in voorkennis. Zo moet marktmanipulatie en prijsbeïnvloeding tegen worden gegaan.

Sinds 2003 bestaat al een Europese richtlijn voor de financiële sector die handel met voorkennis verbiedt, maar die bleek niet toegesneden op de energiesector. “De bestaande regeling heeft tot leemten in de toepasselijke regelgeving geleid en het transparantieniveau beperkt”, zo staat er in het ontwerpdocument. De mogelijkheden om in die ondoorzichtige markt op een dubieuze manier te handelen kan het vertrouwen van de consument in de energiemarkt ondermijnen. “Potentiële oneerlijke handelspraktijken moeten doeltreffend worden aangepakt, zo niet ondermijnen zij het vertrouwen van het publiek, ontmoedigen zij investeringen, vergroten zij de volatiliteit van de energieprijzen en kunnen zij in het algemeen tot hogere energieprijzen leiden.”

Het Europese agentschap van energieregulatoren (Acer) zal een spilfunctie vervullen. Vanuit de lidstaten stromen straks de vrijgegeven data naar Acer’s kantoor in het Sloveense Ljubljana. “Acer zal een specifieke eenheid moeten oprichten, bestaande uit deskundigen met een ruime ervaring op het gebied van energiemarkten en financiële OTC-markten [Over The Counter: deals tussen bedrijven zonder tussenkomst van een handelsplatform, red.].”

Energie Nederland, de belangenbehartiger van Nederlandse energiebedrijven, reageerde eerder tegenover Energeia al gematigd enthousiast. “Wij hebben in principe geen bezwaar tegen meer transparantie op Europees niveau. Belangrijk is dat dezelfde regels gelden voor alle partijen op de Europese markt”, zei woordvoerder Sjoerd Marbus. Ook de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMA), de Nederlandse energieregulator, ziet de Europese verordening met genoegen tegemoet. Woordvoerster Barbara van der Rest-Roest: “Wij verwachten dat deze verordening van waarde zal zijn bij het opsporen en bestrijden van ‘insider dealing’ en marktmanipulatie op de energiemarkt. Het is een markt waar met enige regelmaat verdenkingen de kop opsteken van gedrag van marktpartijen die leiden tot hogere prijzen voor eindverbruikers.”

Zowel Energie Nederland en de NMA zijn enigszins bevreesd voor de kosten die met het nieuwe systeem gepaard gaan. NMA-zegsvrouw Van der Rest-Roest: “Voorwaarde is wel dat de administratieve lasten voor marktpartijen beperkt blijven.” Hierover biedt de concepttekst weinig duidelijkheid. Die luidt: “Meldingsverplichtingen mogen voor marktdeelnemers geen nodeloze kosten met zich meebrengen.” Over het woordje ‘nodeloze’ is wat te doen geweest; een advies van de Commissie Economische en Monetaire Zaken van het Europees Parlement om ‘nodeloze’ te vervangen door ‘vermijdbare’ heeft het uiteindelijk niet gehaald.

De verordening maakt ook niet duidelijk hoe de gegevens worden verzameld, en hoe ze vervolgens geïnterpreteerd dan wel gepubliceerd worden. “De verordening belast Acer met het verzamelen, evalueren en delen van gegevens betreffende de groothandelsmarkten voor energie”, zo staat er. Hoe vaak er informatie wordt aangeleverd is ook ongewis. “Marktdeelnemers maken tijdig voorwetenschap openbaar”, stond er in een vroege versie. Maar in de uiteindelijke tekst die dinsdag zo enthousiast door de Eurocommissie werd aangenomen, was het woordje ‘tijdig’ weer verdwenen. Acer deelt de informatie met nationale toezichthouders en “kan beslissen delen van de verkregen informatie openbaar te maken op voorwaarde dat geen commercieel gevoelige informatie over afzonderlijke marktdeelnemers of transacties wordt bekendgemaakt”. De tekst sluit de mogelijkheid dus niet uit van een eventueel real time en openbaar informatiesysteem.

Overigens zijn er nog enkele voor de energiesector relevante Europese regels in de maak, met name de verordening ‘OTC Derivaten’ (Emir wordt die genoemd) en de richtlijn ‘Markets in Financial Instruments Directive’ (Mifid) zijn van belang. Deze zijn in eerste instantie bedoeld voor de financiële sector, maar zullen ook handel in energieproducten raken. Er bestaat, onder meer bij CEER, de Europese belangenbehartiger van de nationale energieregulatoren (niet te verwarren met Acer), de vrees dat er door al deze nieuwe regels veel interferentie en daarmee onduidelijkheid zal ontstaan in de energiemarkt. Hoe deze regels precies op elkaar in gaan haken, is nog onduidelijk.

Verschenen in Energeia, 13 juli 2011

Europese regels over transparante energiehandel nog deze winter in werking

De Europese energiemarkt wordt transparanter en eerlijker. Dat is in ieder geval de bedoeling van een verordening die woensdag door het Europees Parlement is aangenomen. Op 10 oktober stemt de Europese ministerraad nog wel over het document, maar daar is het een hamerstuk. Half december, zo is de verwachting, treedt de verordening dan in werking.

Door Tijdo van der Zee

De verordening, de Regulation on Energy Market Integrity and Transparency (Remit), gebiedt deelnemers aan de energiehandelsbeurzen de gegevens en contracten over capaciteit en het gebruikt vermogen van productiefaciliteiten, opslag, en distributiegegevens van elektriciteit, gas en LNG door te geven aan de Europese energieregulator Acer. De verordening geldt voor alle deelnemers op de beurs, dus hoogspanningsnetbeheerders (gas en elektriciteit), leveranciers, handelaren, producenten, energiemakelaars en grote gebruikers.

Deze openheid moet ervoor zorgen dat marktmanipulatie en ‘insider dealing’ tot het verleden gaan behoren. In de verordening wordt hier dan ook de nodige aandacht aan besteed. Barbara van der Rest-Roest, woordvoerster van de Nederlandse Mededingingsautoriteit NMA, die nauw zal samenwerken met Acer, vertelde eerder tegen Energeia dat de NMA positief staat tegenover de regelgeving, want: “Het is een markt waar met enige regelmaat verdenkingen de kop opsteken van gedrag van marktpartijen die leiden tot hogere prijzen voor eindverbruikers.”

De Europese Unie is er van overtuigd dat deze transparantie niet bereikt kan worden door de lidstaten afzonderlijk, omdat de markten steeds meer met elkaar verweven zijn geraakt. In Remit staat het zo: “Sterke monitoring over de grenzen heen is essentieel in het verwezenlijken van een goed functionerende Europese energiemarkt.”

Acer krijgt een belangrijke rol. Het agentschap dat zetelt in de Sloveense hoofdstad Ljubljana speelt namelijk de handelsgegevens weer door aan de nationale energiewaakhonden, die op hun beurt passende maatregelen kunnen nemen wanneer een handelaar over de schreef gaat. Die maatregelen worden overigens niet geharmoniseerd. Het staat de nationale regulatoren vrij om ook nog op nationaal niveau gegevens te verzamelen, zo wordt in de tekst benadrukt. Ook staat er in de verordening dat een stevige relatie tussen Acer en de energiehandelbeurzen in het verschiet ligt. Acer krijgt een doorslaggevende stem. Bij zaken aangaande de implementatie van de verordening moet het Europese agentschap de landelijke regulatoren wel om advies vragen, maar hieraan is het niet gebonden.

Nadat de Europese ministers hun handtekening onder de verordening hebben gezet, wordt Remit in het het Europese Publicatieblad gepubliceerd. Twintig dagen later treedt de verordening dan in werking. Maar die is dan toch nog niet helemaal klaar. De Europese Commissie moet namelijk nog wel hier en daar de puntjes op de ‘i’ zetten. “Zo is bijvoorbeeld nog niet duidelijk of handelaren hun gegevens nu in papieren versie of via internet naar Acer kunnen opsturen”, zegt Europarlementwoordvoerder Kristina-Antigoni Elefterie. Ook bijvoorbeeld de frequentie van de gegevensoverdracht moet nog worden vastgesteld. Pas een half jaar na alle noodzakelijke uitwerkingen van de Commissie zullen de energiehandelaren hun gegevens daadwerkelijk moeten gaan insturen.

De nieuwe regels in de energiemarkt volgen in zekere zin de regulering in de financiële markten, namelijk Mifid (Markets in Financial Instruments Directive), om beleggers te beschermen en een gelijk speelveld te creeëren, en Mad (Market Abuse Directive), om marktmanipulatie te voorkomen. Maar Mifid en Mad staan momenteel op het verlanglijstje van de Europese Commissie om zodanig aangepast te worden, dat ook de energiemarkt er onder valt. Emir (European market infrastructure regulation) en CRD (beter bekend als het bankenakkoord Basel II) gaan ook nog voor de nodige opschudding zorgen in de energiewereld. Maar voorlopig zijn dit alleen nog plannen. Remit is bijna werkelijkheid.

Verschenen in Energeia, 15 september 2011

“Duurzame voorlopers mogen een steuntje in de rug, why not?”

Interview met Europarlementariër Jan Cremers

Bij overheden zijn het al lang niet meer alleen de milieuafdelingen die zich met CO2-reductie bezig houden. ‘Duurzaamheid’ wordt steeds meer een integraal onderdeel van alle beleidssectoren. En dus komt het onderwerp ook in het vizier van Europarlementariër Jan Cremers. “Duurzaam ondernemen is een must, we hebben geen keuze.”

Door Tijdo van der Zee

Het Europees Parlement is sinds begin mei met reces. De dossiers en rapporten kunnen even in de kast. De betekent niet dat onze afgevaardigden hun rust kunnen nemen. Vandaag, 4 juni, kiest Nederland zijn nationale vertegenwoordigers in Brussel. En wie wil dat er op hem of haar gestemd wordt, moet het land in, de kiezer overtuigen. PvdA-kandidaat Jan Cremers hoeft zich met zijn derde positie op de lijst weinig zorgen te maken. Toch zit hij niet stil. “Gisteren had ik vier debatten.”

Wat drijft u om u weer beschikbaar te stellen?
“Ik ben vorig jaar begonnen in de verwachting dat het maar voor vijftien maanden zou zijn. In de korte tijd dat ik in het Europees parlement zat, bleek echter dat de kennis die ik van buiten meegenomen had heel belangrijk was. Na enig aarzelen heb ik rond de kerst besloten om nog een termijn door te gaan. Dat heeft de PvdA beloond met een mooie derde plek op de lijst. In mijn dossiers heb ik het over belangrijke zaken als duurzaamheid, werkgelegenheid en interne markt. En op die gebieden is het Europees parlement medewetgever, heeft dus iets te zeggen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld buitenlands beleid, waarbij het parlement eerder een symbolische functie heeft.”

Wat maakt volgens u iemand tot een goede Europarlementariër?
“Iemand moet focus hebben, los van de politieke hype. Wil je in de kikkerbak van 785 parlementariërs verschil maken, dan is het van belang dat je expertise meeneemt uit de nationale politiek, of uit het bedrijfsleven of maatschappelijke organisaties. Het systeem werkt zo: de Europese Commissie doet voorstellen en het Europees Parlement wijst een lid aan dat op dat dossier rapporteert. Als je de focus mist, als je niet een langetermijnagenda hebt, dan missen je rapporten coherentie. Dan wordt je een soort scharrelkip die overal maar een beetje mee bezig is. Ik zie teveel parlementariërs met pretpakketjes van symboolpolitiek.”

De afgelopen tien jaar was bij de PvdA Dorette Corbey belast met milieu- en energievraagstukken. Nu stopt ze er mee. Er is nog geen opvolger. Wat is Corbey’s verdienste?
“Zij is een goed voorbeeld van hoe consciëntieus werken tot goede resultaten kan leiden. Vaak ben je wel tien jaar bezig om iets voor elkaar te krijgen, omdat je als Europarlementariër weinig macht hebt, en omdat je wordt tegengewerkt door de Europese Commissie en door verschillende ministers uit de lidstaten. Het is monnikenwerk. Veel kandidaten denken dat Brussel op hen zit te wachten. Vergeet het. Dorette Corbey is vanaf het begin betrokken bij de Europese milieubesprekingen en het is voor haar natuurlijk heel mooi dat die in december 2008 uitmondden in het Europese klimaatpakket [waarin de 20-20-20 doelstellingen staan, red.] en waar ze door haar focus belangrijk werk voor heeft verricht.”

De Nederlandse rijksoverheid wil per 2010 100 procent duurzaam inkopen. Lagere overheden schakelen per 2015 over op duurzame inkoop. Zou Europa ook duurzaam moeten inkopen?
“Dat vind ik wel. De overheid heeft een modelfunctie. We gaan ons toch steeds meer afvragen hoe we het publieke domein duurzaam kunnen inrichten. En voor de markt is de overheid natuurlijk een zeer belangrijke klant.”

Wat zijn de obstakels voor duurzaam inkopen?
“Hoe houd je als bedrijf zicht op de lagere echelons van toeleveranciers, hoe weet je of hun productieproces duurzaam is? Een gedragscode is mooi, maar handhaving blijkt moeilijk. Ik heb gevallen meegemaakt waarbij bedrijven, vanwege risico’s op reputatieschade, niet in zee gingen met Russische bedrijven. Je doet dan namelijk geheid zaken met de Russische maffia, waarbij duurzaamheid niet echt het handelsmerk is.”

Heeft een groen productieproces invloed op het welzijn en de productiviteit van de werknemers?
“Ik zie niet direct een causale relatie tussen die twee. Maar er is wel degelijk correlatie. Organisaties die duurzaamheid hoog op de agenda hebben staan, hebben ook veel meer oog voor werknemersposities. Bij dat soort bedrijven heeft de ‘werkvloer’ veel meer invloed bij het vinden van nieuwe oplossingen. De oude piramidale structuur met iemand aan de top die alles weet en alles kan, verhoudt zich slecht met duurzaamheiddoelstellingen.”
“Het oude model van een bedrijf waar kapitaalbezitters, managers en werknemers samenwerken aan de productie en de winst verdelen heeft plaatsgemaakt voor een model waar aandeelhouders veel meer voor het zeggen hebben. Die gaan voor het snelle rendement en zijn dan weg. De werknemers blijven altijd zitten. Als je in staat bent de positie van de werknemers op te waarderen, krijg je dus automatisch een draai naar langetermijndoelen, die per definitie duurzaam zijn.”

Op welke manier kunt u vanuit uw portefeuille ‘Interne Markt’ werken aan CO2-doelstellingen en energiebesparing?
“Bedrijven die qua duurzaamheid vooroplopen mogen wat mij betreft best een steuntje in de rug. Ik wil niet naar positieve discriminatie, maar ja, why not? Ik ga me ook sterk maken voor een nieuw, eenduidiger aanbestedingsregime, waarbij sociale en duurzaamheidclausules integraal onderdeel worden van het hele verhaal, zonder dat bijvoorbeeld Nederland zegt dat ‘het niet mag van Brussel’. De fossiele brandstofvoorraad is eindig en we stevenen af op een aantal klimatologische veranderingen. Duurzaam ondernemen is een must, we hebben geen keuze.”

Tijdo van der Zee

EnergieGids.nl/Energiek Europa