Sloop oude boorplatforms is miljardenmarkt, maar hergebruik heeft z’n voordelen

Grote olie- en gasvelden in de Noordzee raken de komende jaren uitgeput. Veel boorplatforms zullen dus overbodig worden. De sloopbranche voorziet een miljardenbusiness, maar de producenten houden het geld voor deze decommissioning en abandonment, ofwel sluiten en netjes achterlaten, liever zo lang mogelijk op zak. Dat kan door ook de laatste restjes olie en gas op te boren, of door de platforms te gebruiken als spil in een netwerk van kleine velden.

Door Tijdo van der Zee

De cijfers spreken voor zich. Het ontmantelen van boorplatforms is een potentiële miljardenbusiness. Op het IIR-congres ‘Re-use & Decommissioning’ vorige week in Amsterdam schotelde Brian Nixon, directeur van Decom North Sea, zijn toehoorders indrukwekkende statistieken voor. Decom North Sea wordt gefinancierd door het bedrijfsleven en wordt tot eind 2011 ook gesteund door de Britse overheid. De organisatie richt zich op het ontsluiten van decommissioning-informatie en het bijeenbrengen van de verschillende spelers in de markt.

“Alleen al in het Britse continentale vlak wordt jaarlijks zo’n EUR 500 mln gespendeerd aan decommissioning en dit bedrag neemt toe”, schetst Nixon. “De komende tien jaar zou de markt alleen al op het Britse vlak kunnen groeien tot EUR 10 mrd.” Volgens Decom stonden er in 2009 op de Britse, de Noorse en Nederlandse continentale vlakken bijna 600 boorplatforms, waarvan 54% ouder was dan 15 jaar. “De gemiddelde leeftijd van gesloten platforms is momenteel 17 jaar. Decommisioning wordt dus heel belangrijk dit decennium.”

De ontwikkelingen rond het platform Brent Spar van Shell in de jaren ’90 markeren het begin van deze groeimarkt. Shell wilde dit platform na enkele decennia trouwe dienst laten afzinken in zee, maar Greenpeace wist dit te voorkomen door te claimen dat de zware metalen in het platform een milieuramp zouden veroorzaken. Hoewel later bleek dat Greenpeace stevig had gegoocheld met cijfers, leidde het incident wel tot nieuwe regels rond offshore platforms. In 1998 werd door Europese landen rond de Noordzee plus nog een aantal Europese landen afgesproken dat afzinken verboden werd en dat platforms voortaan netjes opgeruimd dienden te worden. Overigens geldt deze plicht in Nederland niet voor pijpleidingen en kabels van en naar het platform. Hierover kan de minister per project een beslissing nemen.

Deze wetgeving en rooskleurige toekomstcijfers ten spijt, valt het aantal platforms dat nu al daadwerkelijk afgebroken is een beetje tegen. Om weer op het Britse continentale vlak te blijven: in de jaren 2000 tot en met 2009 werden daar 22 grote installaties opgeruimd, iets meer dan twee per jaar. In het Nederlandse vlak staan “ruim 130 intstallaties, waarvan er minder dan een handvol is opgeruimd”, zegt Jelto Terpstra van de Nederlandse Olie en Gas Exploratie en Productie Associatie, Nogepa. “Doordat het nog zo weinig gebeurt, is het lastig om te profiteren van de leercurve. De prijzen blijven daardoor hoog”, zegt Nixon.

En dat niet alleen. Die kosten lopen soms ook gierend uit de hand, zegt Thor Sterker van Platform Brokers. Platform Brokers werkte als onderaannemer van sloper Heerema mee aan de ontmanteling van North West Hutton van BP in de buurt van de Shetlandeilanden in 2009. In 1992 raamde men het opruimen van dit platform op EUR 41 mln. In 2005 was dit bedrag opgelopen tot EUR 189 mln. “Er zijn vaak te weinig gegevens waar je op kan vertrouwen, dat maakt het lastig om de kosten goed in te schatten”, zegt Sterker. “Je ziet wel dat de kleine platforms makkelijker binnen budget blijven, dan grote.”

Exploitanten moeten er dus vanaf het begin van de boring in hun begroting rekening mee houden dat ze op het eind nog forse kosten zullen hebben. Maar als puntje bij paaltje komt willen veel exploitanten deze decommissioning-kosten zo lang mogelijk uitstellen. Dat kan door bijvoorbeeld beter je best te doen om ook de laatste druppels olie en wolkjes gas uit het veld te persen. Al moet dat wel daadwerkelijk gebeuren, want de vergunning kan worden ingetrokken als er twee jaar geen significante activiteiten plaats vinden. Maar een platform kan ook in gebruik blijven door het als centraal element in een netwerk van kleine velden te laten meedraaien. Daarbij word gas uit kleine naastgelegen boortorentjes, of zelfs onderzeese installaties, in pijpleidingen vervoerd naar het grote platform, om daar opgewerkt te worden. Vandaar wordt het getransporteerd naar land.

Welke herbestemming een platform ook krijgt, volgens Ruud van Wijk, platforminspecteur bij Bureau Veritas, dat inspecties uitvoert bij onder meer offshore installaties, blijven de meeste platforms veel langer in bedrijf dan je op grond van hun voorspelde levensduur zou verwachten. “Mijn ervaring is dat decommissioning nauwelijks plaats vindt. Ik voer telkens inspecties uit omdat exploitanten de levensduur van het platform willen verlengen.”

Decommissioning is prima, maar nu nog even niet”, zegt Floor Jansen van Energie Beheer Nederland (EBN). De Nederlandse overheid heeft sinds enkele jaren een kleine-veldenbeleid, dat moet helpen om de huidige Nederlandse offshore gasproductie van 30 mrd kuub gas te handhaven tot 2030, ondanks de dalende productie van de bestaande grote velden. “Die installaties kunnen we dus goed gebruiken.” EBN, een staatsonderneming, participeert voor 40% in alle productieboringen in Nederland. Om bedrijven te stimuleren is er een regeling dat 25% van de investeringen in de ontwikkeling van kleine velden van het bedrijfsresultaat waarover winstbelasting moet worden betaald mag worden afgetrokken.

Het uitwringen van oude velden en de ontwikkeling van nieuwe kleine velden zijn min of meer dezelfde taken als waarvoor de platforms altijd al gebruikt zijn. Maar er zijn meer mogelijkheden. Zo valt er te denken aan het gebruiken van platforms voor het opslaan van aardgas of voor de opslag van CO2 (CCS), die daarvoor overigens wel eerst moeten worden omgebouwd. Voor die laatste functie zijn vergevorderde plannen voor een platform en leeg gasveld van Taqa in het P18-blok voor de kust van Rotterdam. Max Oosterhuis van Loyens en Loeff denkt dat er qua wetgeving nog wel wat moet veranderen, wil CCS aantrekkelijk worden. “Wie aardgas op wil slaan in zijn oude veld, kan zijn bestaande vergunning omzetten in een gasopslagvergunning, maar als een exploitant CO2 op wil slaan, moet hij zijn vergunning inleveren en daarna weer een CCS-vergunning aanvragen.”

Er zijn zelfs idealistische vergezichten die de boorplatforms willen aansluiten op een toekomstige elektriciteitsring, op de bodem van de Noordzee, die de stroom van de vele windturbines op zee naar land van verschillende Noordzeelanden moet brengen. De platforms zouden dan opgetuigd kunnen worden als gas to wire-installaties, een soort offshore gascentrales, die het onzekere aanbod van windstroom kunnen compenseren. Dit idee opperde Carel Cronenberg, van adviesbureau DHV op het congres in Amsterdam. Nuon en Eneco noemden dit idee ook bij hun gezamenlijke plan voor een offshore windpark in de Noordzee. Of exploitanten met lege velden kunnen wachten met decommissioning tot het zover is, lijkt niet erg waarschijnlijk.

Verschenen in Energeia, 25 mei 2011

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s