Categorie archief: Innovatieve installatietechnieken

‘Op naar microgrids met burgerparticipatie’

Van centraal naar decentraal, van producentgestuurd naar consumentgestuurd. Het Nederlandse energienet wordt deels een aaneenschakeling van kleine vaak door burgers bestuurde micrgrogrids, op basis van gelijkstroom en waar waterstof en lage temperatuur warmte een belangrijke faciliterende rol spelen. En naast pv-panelen zijn windturbines onontbeerlijk voor de seizoensbalans. Dat is het toekomstbeeld van Sander Mertens, lector Energietransitie en codirecteur van het kenniscentrum Mission Zero aan de Haagse Hogeschool.

In: TVVL Magazine, juni 2021. Tekst: Tijdo van der Zee, Foto: Christiaan Krop

Vier jaar lang draaiden op een proefveld in Schoondijke in Zeeland de wieken van een negental kleine windturbines, met exotische namen als Donqi, Airdolphin, Skystream en EngergyBall – gekoppeld aan die exotische namen waren vaak even exotische ontwerpen. En na die vier jaar kwam, in 2012, de evaluatie: geen enkele van de onderzochte windturbines (van rond de 1 kW) had een sluitende business case en zou zichzelf dus binnen zijn levensduur terugverdienen. In de media werd er daarom wat lacherig gedaan over het concept kleine windturbine, temeer daar zo’n molentje destijds menig kantoordak sierde en dus in feite weinig meer was dan greenwashing: zogenaamd groen zijn.

Toch, wie de evaluatie nog eens goed bestudeert, ziet dat er wellicht best wel mogelijkheden zijn. “De meeste kleine windturbines hebben een te grote generator. De oorzaak hiervan is dat veel stimuleringsmaatregelen het generatorvermogen als uitgangspunt nemen voor de hoogte van de stimulans”, zo valt er bijvoorbeeld te lezen. Ergo: met een kleinere en dus goedkopere generator is het rekensommetje misschien wel anders.

Auteur van de evaluatie was Sander Mertens, destijds eigenaar van windadviesbureau Ingreenious. Ook nu nog kijkt hij met gemengde gevoelens terug op de betreffende windturbinetest. “Er zaten best goede exemplaren tussen.” Het weerhield hem er in ieder geval niet van om zelf ook het avontuur aan te gaan: als eigenaar van het bedrijf Windchallenge probeerde hij zijn eigen windturbine WindLeaf in de markt te zetten.

Wat was het unique selling point van de WindLeaf?

Dat de wieken zich konden aanpassen om zo grote windbelasting te kunnen voorkomen. De gedachte erachter was dat windturbines ontworpen moeten worden voor de meest extreme omstandigheden. Die doen zich bijna nooit voor, maar een windturbine moet daar wel tegen kunnen.

Vormen die extreme omstandigheden een uitdaging voor kleine windturbines?

Ja, omdat je vaak ziet dat dat investeringen vraagt in de dikte van de mast of de fundering. En daarmee worden die windturbines heel duur. En het is niet voor niks dat je er niet veel ziet op daken. Ze kunnen in de huidige omstandigheden niet uit, er is geen business case. Tien jaar geleden niet en nu ook nog niet.

Je zegt: huidige omstandigheden. Wat bedoel je daar mee?

Windenergie van kleine windturbines wordt weggeconcurreerd door zonne-energie, vanwege de salderingsregeling. Eigenlijk is dat, vanuit systeemperspectief, onterecht. Die zonne-energie wordt vooral in de zomer opgewekt, terwijl je de elektriciteit in de winter juist nodig hebt – zeker als de elektrificering van de energievoorziening een beetje doorzet. Windturbines leveren nu juist in de winter elektriciteit. Je hebt dus echt een combinatie van zon en wind nodig, maar door alleen te focussen op de business case bij salderen, kom je er niet. Je moet energie leveren op de juiste tijd en plaats en dat moet terugkomen in de businesscase. Het is dus heel goed dat de salderingsregeling wordt afgebouwd. Voor de komende tijd denk ik dat kleine windmolens zich zullen beperken tot grids op eilandbedrijf, waar ze evident meerwaarde hebben.

Je bent nu lector energietransitie aan de Haagse Hogeschool, maar je hebt dus een achtergrond in de windsector. Je laat ‘wind’ duidelijk niet los, maar hebt ondertussen ook oog gekregen voor andere technieken?

Ja, ik vond dat ik wat breder moest gaan kijken. Meer naar het systeem, waar wind onderdeel van uitmaakt. Waar we nu op de Haagse Hogeschool onderzoek naar doen, en waar ikzelf ook echt toekomst voor zie, is het smart multi commodity grid. De commodity’s zijn moleculen, trillende atomen en elektronen. Om het maar meteen specifiek te maken: waterstof, lage-temperatuurwarmte en gelijkstroom. Het gaat om microgrids die zullen ontstaan in woonwijken en bijvoorbeeld rond laadpaalinfrastructuren. Gelijkstroom zal het winnen van wisselstroom omdat het veel efficiënter en beter te sturen is en gelijkstroom maakt het daarom makkelijker om onze elektriciteitsvoorziening in balans te houden. Bewoners zijn consumers en producers ofwel prosumersin zo’n microgrid en ze zijn samen met één energiemeter aan het grotere net gekoppeld. Op den duur zullen de microgrids ook aan elkaar gaan leveren, om zo eventuele tekorten of overschotten uit te wisselen.

Dat is een hoop informatie om te verstouwen. Laten we eens beginnen met waterstof. Dat is toch vreselijk duur?

Dat is nú nog duur, maar in het Midden-Oosten kost een kWh zonne-energie op dit moment 1,5 eurocent. Het is dus een kwestie van tijd totdat ze daar van oilstates in sunstates naar hydrogenstates veranderen. Ik weet wel dat omzetting van elektriciteit in waterstof nog niet een erg efficiënt proces is, maar als er een business case is, dan zal het toch wel gaan gebeuren. En ondertussen moeten we hier in Nederland niet alleen inzetten op waterstof, maar het vooral zien als een oplossing voor de piekmomenten en  als seizoenaal opslagmedium. Dus wél gewoon blijven investeren in elektrische oplossingen, waarbij de keuze voor gelijkstroom inhoudt dat je de opgewekte stroom beter kan verdelen en netbeheerders dus minder hoeven te investeren in dikkere kabels.

En waarom kiezen jullie voor lage-temperatuur warmtenetten?

Hoge temperatuur warmtenetten zijn een slechte keus. Ten eerste weerhouden ze mensen ervan om hun woningen te isoleren. Ten tweede wordt je met hoge temperaturen afhankelijk van een of enkele grote leveranciers, zoals afvalververbrandingsinstallaties, die vooral als doel hebben om zoveel mogelijk warmte te verkopen. Ook is het met hoge temperaturen lastig om aan te takken met technieken als rioolwarmte of warmte uit oppervlaktewater. Met lage temperatuur warmtenetten, tot maximaal 50 graden, is het makkelijker om bewoners te laten participeren, om het decentraal te maken.

Maar fabrieken moeten toch iets met hun restwarmte?  Anders kieperen ze het in de Maas?

Ik vind water van 90 graden geen afval, dat is een prachtig product waar je iets mee moet doen. Als je dat afval noemt, dan heb je je proces niet goed ingericht.

Je noemt ook de brandstofcel als kansrijke techniek

Omdat die alle commodities verbindt: hij maakt uit aardgas, of waterstof warmte en gelijkstroom. Stel nu dat je buurman een warmtepomp heeft, dan kan je die warmtepomp laten draaien op stroom van je brandstofcel. Zo komt alles samen, zeker als je een omkeerbare brandstofcel maakt, die bij overschotten van elektriciteit waterstof kan produceren.

Jullie houden je niet alleen bezig met technieken, maar stellen heel duidelijk dat zowel techniek, economie, draagvlak en regels samen moeten vallen. Vertel eens over het draagvlak?

Die is cruciaal. Zonder draagvlak geen transitie. Een exploitant die een zonne- of windpark in een weiland wil realiseren zonder de burger erbij te betrekken: dat gaat echt niet meer. Wel de lusten en niet de lasten. Ik denk dat – financiële participatie – de standaard moet worden.

Maar er is geen wet die bepaalt dat een ruimtelijk plan een ontwikkeling alleen mogelijk mag maken als daarvoor voldoende draagvlak bestaat. Hoe denk jij daarover? Moet draagvlak wettelijk verankerd worden?

Ik denk het niet, maar als er geen draagvlak is kan het wel zijn dat een project grote vertraging oploopt: mensen die naar de Raad van State gaan, projecten die jaren worden uitgesteld, bewoners die argwanend en ontevreden worden en pers die slecht over het project schrijft. Dat kun je dus maar beter voorkomen. Het is een stuk bewustzijn. Een wet kan hier niet alles aan doen. Dan kan het een verplicht nummer worden en dat is nu juist niet het zoeken naar draagvlak.

Maar een zonneparkexploitant die zijn eigen draagvlak gaat organiseren, wat je wel eens ziet, dat lijkt ook niet helemaal wenselijk. In een recent advies van een door het kabinet ingestelde expertcommissie onder leiding van Alex Brenninkmeijer staat dan ook dat je draagvlak alleen moet organiseren als de burger dan ook daadwerkelijk serieus genomen wordt en dat er nog daadwerkelijk keuzes gemaakt kunnen worden.

Dat vind ik ook. Draagvlak moet op de goede manier georganiseerd worden, met een neutrale partij die geen belangen heeft. Neutraal is ook iets lastigs. Wie betaalt? Wij hebben met het kenniscentrum Mission Zero van de Haagse Hogeschool wel eens die rol vervuld en waren inderdaad neutraal omdat we niet door belanghebbenden betaald werden. Dat ging toen over het project Newrail, een energieleverend geluidsscherm in Limburg.

Voorheen zat je in de windbusiness, nu houd je je bezig met alle facetten van de energietransitie. Maar dan kan je misschien juist weer tot de conclusie komen dat het allemaal zó complex is, dat er bijna geen vooruitgang mogelijk is.

Ik vind het wel eens verhelderend om niet te voorspellen, forecasting, maar om vanuit een gewenst eindpunt terug te redeneren, backcasting. Hoe zijn we in die toekomst terechtgekomen, welke keuzes  – zoals hoge-temperatuur warmtenetten – hebben onze route bemoeilijkt, wat waren de juiste paden die we hebben bewandeld? Dat geeft overzicht en geeft je de mogelijkheid om even boven het gekrakeel van alledag uit te stijgen.

Grootste pruimenkweker van Nederland koelt met propaanchiller

Pruimenkwekerij B&B Fruit uit het Betuwse Herveld koelt zijn pruimen met een propaanchiller van Euroklimat. De grootste pruimenkwekerij van Nederland heeft hiermee niet alleen uitstekende koeling in huis, maar ook een milieuvriendelijke oplossing, waardoor het bedrijf invulling geeft aan het verduurzamen van de voedselketen. Niet geheel toevallig is dat een ambitie van steeds meer supermarkten.

Gepubliceerd in RCC K&L, december 2022
(Foto’s en tekst: Tijdo van der Zee)

Grootste pruimenkweker van Nederland koelt met propaanchiller
De twee propaanchillers van Euroklimat.

High-tech achter elke pruim

Lang niet elke fruitetende consument zal zich bewust zijn van de high-tech die er achter zijn bescheiden pruim schuilgaat. Deze moderne techniek ten spijt is de natuur nooit ver weg in de Betuwe. Bestuiving van de bloesems in de uitgestrekte pruimengaarden gebeurt uiteraard gewoon nog door de bijtjes en de hommeltjes. En als Vadertje Vorst onaangekondigd langskomt in de lente, houden de fruitboeren hun hart vast.

Moordende concurrentie

Zoals elke boer kan dus ook Bunt niet alle groeifactoren controleren. Maar op de vlakken waar hij wél ‘in control’ is, laat hij niets aan het toeval over. Dat moet ook wel. Het oogstseizoen is kort, de concurrentie uit het buitenland moordend, en de consument pakt tegenwoordig net zo makkelijk een perzik of nectarine uit het schap. “Gelukkig heb ik licht autistische trekjes”, grapt Bunt. “Ik vind het gewoon hartstikke leuk om logisch na te denken en het proces tot achter de komma goed voor elkaar te hebben.”

12 miljoen kilo pruimen

B&B Fruit bestaat bijna 100 jaar. In 1926 werden de eerste fruitbomen door Bunts opa geplant, bij de boerderij in het naburige Slijk-Ewijk. Tegenwoordig is Frederik Bunt, die het bedrijf runt met zijn neef Marinus, met 40 hectare in Nederland (en 25 hectare in Polen), een van de grootste pruimentelers van het land. Hoewel de pruimenmarkt niet heel groot is en in het niet valt in vergelijking met bijvoorbeeld de markt voor appels en peren, eten Nederlanders jaarlijks nog altijd zo’n 12 miljoen kilo pruimen. Daarvan komt ongeveer 1,5 miljoen kilo uit de Betuwse gaarden van Bunt.

Vlnr: Eric van Hugten ,Theo Gijsbers en Frederik Bunt.

Tweede koelcel toegevoegd

Tot 1992 maakte B&B voor de tijdelijke opslag van de pruimen gebruik van een koelcel van een externe partij in de buurt. In dat jaar nam B&B zijn eerste eigen koeling in gebruik, die vijf jaar later weer werd vervangen door een nieuwe. Vorig jaar kwam er een tweede koelcel bij in Herveld, die grotendeels in dienst staat van de nieuwe sorteermachine. “Je wilt de oogst van een paar dagen namelijk klaar hebben staan als we met die machine aan de slag gaan.”

Kortstondige bewaring

De nieuwe koelcel is echter ook bedoeld als opslag voor de verladers. Bunt: “En dan zetten we de pruimen het liefst laag neer, op de vloer, zodat de chauffeurs ze zelf kunnen pakken en er geen heftruck nodig is om de pruimen in te laden.” Deze nieuwe koelcel is dus bedoeld voor kortstondige bewaring. Voor langduriger opslag – tot maximaal een week of vijf – wordt de oude koelcel nog gebruikt. Maar voor de toekomst is de nieuwe cel met het aanpassen van enkele parameters prima te gebruiken als bewaarcel.

B&B Fruit in Herveld. Links de nieuwe koelcel.

Vruchtpit koelen

Pruimen zijn delicate vruchten. Er kan tijdens de koeling en daarna, bij het weer opwarmen, van alles misgaan. Zo moet je er bijvoorbeeld rekening mee houden dat pruimen steenvruchten zijn, net als kersen of abrikozen. Van belang bij dit type vrucht is dat niet alleen het vruchtvlees goed gekoeld wordt, maar zeker ook de pit, omdat anders de pit zijn warmte weer in d

e vrucht stopt. Als de vrucht uit de koeling komt, kan snelle opwarming van het vruchtvlees ertoe leiden dat rond de nog koude pit condens ontstaat, wat de kwaliteit niet ten goede komt.

Waken voor bevriezing

Ook moeten pruimen die net uit het veld komen snel worden teruggekoeld tot onder de 7 graden, want in de temperatuurband tussen 7 en 11 graden beschadigen ze. Tegelijkertijd moet je te allen tijde waken voor bevriezing. Zet dus nooit warme vruchten dicht tegen een al koude lading, want dan koelt de koeling door en zal de al aanwezige koude lading bevriezen. Bunt: “Een collega-teler heeft op die manier eens duizenden euro’s aan oogst verloren.”

Overwegingen bij het koudemiddel

Bij de keuze voor een nieuw koelsysteem liet Bunt al snel zijn oog vallen op een propaanmachine. “Wij leveren veel aan Albert Heijn en zij zijn heel serieus bezig met verduurzaming. Niet alleen met de verduurzaming van eigen bedrijfsprocessen, maar met die van de hele toeleverende keten.” Dat programma heet ‘Beter voor natuur en boer’. Op dit moment houdt dat onder meer in dat deze grootgrutter eist dat er gebruik wordt gemaakt van eigen stroom van het dak, óf van in Nederland opgewekte duurzame stroom.

Vooruitlopen op ontwikkelingen

Bunt: “Je voelt op je klompen aankomen dat ze vroeger of later ook eisen gaan stellen aan de duurzaamheid van de koeling.” Toen voor de nieuwe koelcel een koudemiddel moest worden gekozen, wilde Bunt op deze ontwikkelingen vooruitlopen. Hij vermoedde dat propaan weleens een goede kanshebber zou kunnen zijn. “Vooral vanwege de lage GWP van 3. Je weet dat hoog-GWP-koudemiddelen er op termijn uitgaan. Ik wil gewoon op de toekomst voorbereid zijn.”3x250 ampère

3×250 ampère

Om zijn nieuwe sorteermachine en koelcel goed te kunnen laten werken, vroeg Bunt bij de netbeheerder een vergroting van zijn aansluiting, van 3x80A naar 3x250A. Zoals overal in Nederland, liep ook hier de netbeheerder echter enigszins achter de feiten aan: de netverzwaring kon niet op tijd worden geleverd. Als tijdelijke oplossing is daarom gekozen voor een grote accu waar het hele bedrijf op draait. Als de capaciteit van de accu terugloopt tot onder de 30 procent, schakelt automatisch een ernaast geplaatste dieselgenerator bij, die de accu weer bijvult.

Propaan buiten de cel

Gaandeweg het proces werden groothandel ECR-Nederland en VKD Koudetechniek uit het Brabantse Dreumel ingeschakeld. Eric van Hugten, van ECR-Nederland: “Als koeltechnische groothandel hebben wij Verschuure koudetechniek geadviseerd in het voortraject over de toepassing van propaan. Verder hebben we gezorgd voor de selectie van de chillers, luchtkoelers en benodigde appendages, afgestemd op de toepassing. Uiteindelijk zijn deze onderdelen ook geleverd en hebben wij voor Verschuure de inbedrijfstelling van de chillers verzorgd.”

Dubbel koudecircuit

In overleg werd besloten om niet te werken met directe expansie, maar een dubbel koudecircuit te maken, waarbij het propaan buiten de koelcel zou blijven. Van Hugten: “Directe expansie met propaan als koudemiddel is in theorie best mogelijk en er zijn ook wel enkele installateurs die dit kunnen en ook doen, maar dan zit je wel met enkele veiligheids­aspecten. Ten eerste moet je ervoor zorgen dat je de installatie binnen de koelcel volledig uitvoert met ongestoord rvs-leidingwerk en dat je alle appendages buiten de koelcel monteert, waarbij ze zich in een goed geventileerde ruimte moeten bevinden. Verder moeten mensen die de cel betreden, worden gewezen op de risico’s.” Bunt: “Bij ons wordt de koelcel de hele dag door veel verschillende mensen gebruikt, en ook door veel mensen die geen Nederlands kennen. Ik vond directe expansie daarom geen goede optie.”

Gescheiden circuit

Al snel kwam het idee op om een gescheiden circuit te maken, waarbij het propaangedeelte volledig buiten de loods staat en er louter een veiligheidsventilator en propaansnuffelaars nodig zijn. Een mengsel op basis van ethyleen in combinatie met Detox – Coolflow DTX gaat nu de koelcel in. Theo Gijsbers, werkvoorbereider bij VKD Koudetechniek: “Vaak wordt bij voedselproducten propyleen in een oplossing gebruikt, vanwege de voedselveiligheid. Maar bij deze lage temperaturen wordt deze koudedrager wat stroperig – de viscositeit wordt hoger – en dat gaat ten koste van de hoeveelheid pompenergie.”

Afweging ‘milieu-veiligheid-energie’

Gijsbers vervolgt: “Met de toevoeging van Detox aan ethyleen hou je de voordelen van ethyleen, dus een lage viscositeit en een goede warmteoverdracht, terwijl het voor de pruimen niet veel kwaad kan als er eventueel een lekkage zou optreden. Je kunt het er met water afspoelen.” Hoewel een DX-systeem wellicht een iets lager energiegebruik heeft dan deze chiller-oplossing, heeft Bunt in de afweging ‘milieu-veiligheid-energie’ ervoor gekozen om de eerste twee aspecten ook zwaar mee te laten wegen.

Een bak pruimen, met boven één van de vier luchtkoelers
van Alfa LU-VE.

Hoog circulatievoud

De koelcel heeft een volume van 2.150 m³. De vier luchtkoelers van Alfa LU-VE hebben elk een luchtdebiet van 19.950 m³/h, wat resulteert in een maximaal circulatievoud van 37, iets wat overigens goed hoorbaar is in de cel. Seizoen 2022 is het tweede seizoen dat Bunt gebruikmaakt van zijn nieuwe koelcel. Hij is nog steeds aan het experimenteren om te zien hoe en waar hij zijn pruimen – in lage, geperforeerde kuubskisten – het best kan plaatsen. “Warme, net geplukte pruimen komen in het midden, zodat de koelers de warmte van die pruimen direct naar boven zuigen en afkoelen. Als ik ze aan de wand zou zetten, zou de warme lucht eerst nog langs de koude pruimen stromen. Dat wil je niet hebben.”

Temperatuursensoren in de koelcel

Bunt wordt in zijn zoektocht naar de beste indeling geholpen door diverse temperatuursensoren die overal in de koelcel zijn gemonteerd. “Het is een fijn spel dat je langzaam in je vingers krijgt. In een later stadium zal ik de vloer gaan aftekenen.”
Voor VKD Koudetechniek is het werken met propaankoelers in de fruitsector nieuwe business, zegt Gijsbers. Bij B&B Fruit zal hij komende jaren elk jaar gaan meten of de koudemiddelinhoud nog op peil is en of de compressoren niet meer stroom zijn gaan gebruiken ten opzichte van de nulmeting. “Bij andere koudemiddelen moet je meerdere keren per jaar keuren. Bij propaan hoeft dat in principe niet, vanwege de lage GWP. Maar uiteraard willen we wel zeker weten dat alles goed blijft werken.”

De opmars van de sleufloze gasleidingrenovatie

De Claudius Prinsenlaan in Breda was vorige maand het toneel van een interessante proef. Netbeheerder Enexis verving daar een stuk gasleiding van ongeveer 400 meter zónder de straat open te hoeven breken. Samen met De Jongh Pipe Systems, Enexis’ contractleverancier van PE-leidingen, werd een PE-leiding ín de bestaande oude leiding geschoven. Maar het betrof hier geen gewone PE-leiding, maar een leiding die gevouwen was en daardoor kleiner en makkelijker manoeuvreerbaar. Eenmaal op zijn plek werd de leiding met stoom ‘opgebold’, waardoor hij precies aansloot op de binnenkant van de oude gasleiding. Vandaar de naam van de technologie: close-fit lining.

Het project was het eerste stukje gasleiding in Nederland dat op deze manier gerenoveerd werd. En dat betekent onvermijdelijk dat er nog wat kinderziektes zijn. “Er ontsnapte bijvoorbeeld best veel stoom, met al die langsrijdende auto’s wil je dat niet hebben”, zegt Sybe bij de Leij, innovator bij Enexis over de proef. “Dit probleem hebben we later wel opgelost.” Maar de technologie, hoe mooi ook, geeft vooralsnog wel meer hoofdbrekens. Zo waren er in Breda wat moeilijkheden met de machine die de nieuwe leiding in de oude leiding schuift. Ook is het nog niet eenvoudig om huisaansluitingen op zo’n nieuwe leiding aangesloten te krijgen. “Je kan het niet in één dag afmaken, waardoor huishoudens langere tijd zonder gas zitten.” Desondanks stemt de proef Bij de Leij tevreden. “Ik ben positief, maar er zijn nog wel meer testen nodig voor de techniek in het standaardpakket kan worden opgenomen.”

Netbeheerders testen volop nieuwe technieken die sleufloos vervangen of renoveren mogelijk maken. Dat gebeurt enerzijds omdat het in veel gebieden steeds lastiger wordt om de weg op te breken. Bewoners en de lokale winkeliers zitten daar namelijk doorgaans niet op te wachten en ook vergunningentrajecten nemen veel tijd in beslag. Maar sleufloos renoveren is ook een manier om kosten te besparen en om de productie op te schroeven. Bij Enexis neemt het vervangingstempo al enige tijd toe. Enkele jaren geleden werd jaarlijks 250 kilometer vervangen. Momenteel ligt het op ongeveer 350 kilometer en in 2018 moet jaarlijks zelfs 500 kilometer vervangen worden.

Maar close-fit lining is zeker niet de enige technologie die netbeheerders tot hun beschikking hebben bij sleufloos renoveren. Zo is Alliander al een aantal jaar bezig met een techniek die de ‘kousmethode’ wordt genoemd, of ‘relinen‘. Bij deze methode wordt de oude gasleiding van binnenuit bekleed met een soort kunsthars, die eenmaal op zijn plek actief wordt uitgehard. Groot voordeel van deze methode is dat de huisaansluitingen van binnenuit kunnen worden aangelegd: een robotje kan de lokatie bepalen en dan een gaatje boren waar de aansluitingen zitten. Alliander-woordvoerder Karen Nitschke laat weten: “De kousmethode is bij ons inmiddels in het standaardpakket opgenomen.” De netbeheerder heeft zelfs het initiatief genomen om samen met normeninstituut Nen, Staatstoezicht op de Mijnen (SODM) en Netbeheer Nederland tot landelijke afspraken te komen over deze technologie.

Alliander experimenteert nog met andere technieken. Zo heeft het bedrijf de afgelopen maanden op drie locaties in Leiden, Leiderdorp en Wassenaar een techniek getest die Live Mains Insertion (LMI) wordt genoemd. Daarbij wordt een PE-leiding met een iets kleinere diameter in een oude gasbuis geschoven. Het bijzondere aan deze techniek is dat gedurende het werk het gas kan blijven stromen en huishoudens alleen worden afgesloten op het moment dat hun aansluiting daadwerkelijk aan de beurt is voor vervanging.

Ook Stedin zit niet stil. Eind dit jaar start het netwerkbedrijf met een pilot waar het ervaring op gaat doen met relinen, waarbij dezelfde kousmethode wordt gebruikt als die waar Alliander al zo veel ervaring mee heeft. Waar de test plaats vindt is nog niet duidelijk. “We hebben een locatie op het oog, maar het onderzoek of dit de ideale plek voor de proef is, loopt nog”, laat Stedin-woordvoerder Daniëlle Nicolaas weten.

Bij Enexis wordt gewerkt met een formeel afwegingskader dat de engineers moeten doorlopen bij het maken van een technologiekeuze bij sleufloos renoveren. Is een grote diameter bijvoorbeeld belangrijk? In dat geval valt een vrij simpele methode als sliplining  -kleine leiding in grote leiding– af en kan misschien beter gekozen worden voor pipebursting, waarbij de oude leiding kapot geknipt of gebroken wordt, alvorens de nieuwe leiding er in geschoven wordt. LMI is net close-fit lining nog niet in het standaardpakket van Enexis opgenomen, maar hier kan verandering in komen, want na de bouwvak gaat het bedrijf een praktijktest uitvoeren in Tilburg.

De netbeheerders benadrukken dat het geen wedstrijdje is tussen de verschillende technieken. Elke techniek heeft zijn specifieke toepassingsgebied. De kousmethode is bijvoorbeeld erg geschikt in steden, omdat de huisaansluitingen binnen één dag kunnen worden gemaakt. Maar ook omdat in steden veel gietijzeren leidingen liggen, die behoorlijk dik en stevig zijn. De beruchte brosheid van deze leidingen kan goed worden gecompenseerd door de taaie kous. In de buitengebieden ligt vaker staal onder de grond of PVC. En die materialen lijken minder geschikt voor de kousmethode. “Staal heeft een andere vorm van corrosie dan gietijzer, waardoor het mogelijk op grotere stukken zijn sterkte verliest”, zegt Enexis-man Bij de Leij. “En aan PVC hecht de kous niet goed.” Dit is ook de verklaring dat Alliander relatief veel ervaring heeft met de ‘kousmethode’ en Enexis juist weer met andere technieken. Alliander heeft veel stedelijk netwerk en Enexis zit meer in de buitengebieden. En in die buitengebieden is pipebursten weer meer gemeengoed, omdat daar het risico kleiner is dat met de machine naastgelegen kabels en leidingen worden geraakt.

Sleufloos vervangen is met een opmars bezig. Dat wil zeker niet zeggen dat de straat nooit meer open hoeft. In sommige gevallen is dit zelfs ronduit de beste optie, zegt Alliander-woordvoerder Nitschke. “Als de straat toch al open moet voor bijvoorbeeld de vervanging van het riool of waterleiding, dan is de keuze snel gemaakt.”

‘Woningwet staat verduurzaming in de weg’

Zonnestroomverdelers zetten in op corporatiewoningen

Het zonnesystemenbedrijf LENS, bekend van Herman de Zonnestroomverdeler, gaat zich in plaats van op VvE’s vooral richten op woningcorporaties. Gelijktijdig brengt het bedrijf nieuwe hardware en nieuwe software op de markt, die deze ommezwaai ondersteunen. LENS krijgt sinds kort concurrentie van de relatief nieuwe speler Cast4All en zijn partner Xemex, dat met het product Powershare soortgelijke ambities heeft.

Door: Tijdo van der Zee, in Installatie Journaal maart 2017

In november 2013 stond Herman de Zonnestroomverdeler volop in de schijnwerpers. LENS had zojuist de Herman Wijffels innovatieprijs gewonnen. ‘De zonnestroomverdeler maakt zonnestroom voor iedereen toegankelijk en rendabel. Het is ook een sociale innovatie: bewoners gaan samen zonnestroom opwekken en verdelen. Dat bevordert het onderlinge contact’, zo concludeerde de jury.

Nu, bijna 3,5 jaar later, en enkele honderden Herman-installaties verder, gaat LENS zich richten op woningcorporaties. VvE’s blijken namelijk trage en weifelende beslissers, zegt Jim Wiese, Chief
Technology Officer van Lens Energie. “Het enige beslismoment is de jaarlijkse vergadering van eigenaren. Dan moeten LENS en de aanjagende bewoners het voor elkaar krijgen om groen licht te
krijgen voor de zonnestroominstallatie. Maar het gebeurt nogal eens dat dit agendapunt wordt ondergesneeuwd door een onderwerp als een verkeerd geplaatste bloempot. Dan is ons momentum voorbij en moeten we weer een jaar wachten. Daar kan je moeilijk je bedrijf op bouwen.”

Voor LENS is dat de belangrijkste reden om zich te richten op een ander segment – waar ook nog de nodige vierkante meters ontgonnen kunnen worden: daken van woningcorporaties. Maar omdat corporaties toch weer wat andere wensen hebben dan VvE’s, moest LENS zijn assortiment bijwerken. Over hoe dat ging later meer, eerst nog even recapituleren wat Herman de Zonnestroomverdeler 1.0 nu eigenlijk is.

In dat concept wordt uitgegaan van een gezamenlijk dak en de onderliggende elektriciteitsaansluitingen van de woningen en vaak ook een collectieve voorzieningen meter. Om wél de salderingsmogelijkheid te benutten van al deze aansluitingen, maar niet te hoeven investeren in evenveel kleine omvormers, bedacht Christiaan Brester, algemeen directeur van LENS, in 2012
Herman de Zonnestroomverdeler. Dit is een fysiek onderdeel – een kastje – van de installatie dat wordt geïnstalleerd tussen één centrale grote omvormer en de verschillende huisinstallaties. In deze kast zijn relais gemonteerd die de aansluiting naar de woning kunnen aan- of uitzetten. Software, die via internet of gprs verbonden is met de systemen van Lens Energie, kunnen bepalen naar welk huishouden de eerstvolgende lading zonnestroom geleid wordt. Omdat nauwkeurig bijgehouden wordt hoeveel elk huishouden ontvangen heeft, en er tegelijkertijd in het contract is vastgesteld op hoeveel elektriciteit elk huishouden recht heeft, is het dag-op- dag eenvoudig om telkens te schakelen naar de juiste woning.

Lens Energie ontwierp twee verschillende hoofdsystemen van de Herman, (met inmiddels negen subtypen). Door deze in combinatie toe te passen kan het team van LENS voor alle denkbare situaties
een oplossing bieden. Het eerste systeem is een centraal systeem waarbij de relaiskast achter de omvormer wordt geplaatst en van daaruit lopen AC-kabels richting maximaal zestien (maar
gemiddeld zes) individuele aansluitingen, tot achter de meter. En dan is er een decentraal systeem, waarbij elke woning een eigen relaiskastje heeft, dat strak tegen de stoppenkast aan gemonteerd is, en die wordt aangestuurd door een communicatiekabeltje. Deze variant maakt de aanleg van AC-bekabeling in sommige gevallen makkelijker, bijvoorbeeld als er tussen twee groepen aansluitingen
een lange gang overbrugd moet worden. Dit is een besparende maar installatietechnisch complexere
oplossing.

LENS heeft niet stilgezeten. De nieuwe zonnestroomverdeler – Herman 2.0 – heeft niet alleen meerdere uitgangen richting de woningen en centrale voorzieningen, maar ook meerdere ingangen.
Op dit moment lopen drie pilotprojecten met deze nieuwe Herman, allen in Amsterdam. “Multigrid noemen we dit”, zegt Wiese. “Op die manier kunnen we meerdere omvormers en ook meerdere
energiebronnen op één Herman aansluiten en kunnen we dus nog grotere systemen engineeren.
Daarbij kunnen we nu ook meerdere soorten bronnen en meerdere soorten verbruikers in één systeem zetten. Wind- en zonne-energie in combinatie met een accu en dat geheel gaan we dan weer koppelen aan verbruikers zoals warmtepompen, woningen en auto’s, allemaal zonder ‘slimme’ meters”. Op deze ontwikkelingen heeft LENS patenten liggen.

Een concreet voorbeeld: Op het dak van een gestapelde woningbouwcomplex aan de Amsterdamse Louise Wentstraat liggen 432 pv-panelen. Het gaat hier om typische 1×40 Ampère aansluitingen, dat betekent NEN1010 afzekeren op 25 Ampère-groepen en dus een omvormer van 5000 Watt. Voor 432 panelen kom je dan op 18 omvormers en dus ook 18 Hermannen 1.0. Bij de multigrid Herman 2.0 zijn drie omvormers per Herman mogelijk, dus zou een soortgelijk project nu toe kunnen met zes Hermannen.

Nieuwe software
Bovenstaand is de hardwarematige verandering die LENS heeft doorgevoerd in de Herman productgroep. Daarnaast zijn er softwarematige aanpassingen gedaan. “Ons oude platform draait op
PHP en MySQL. Dat is heel gangbare programmatuur, maar het kent wel veel beperkingen. Met opschaling bijvoorbeeld. Of het feit dat je voor mobiel en desktop veel meer apart moet ontwikkelen.
Ook moesten installateurs bij het testen van de kanalen gebruik maken van sms en dat duurde best wel lang. Wat je wil is dat je direct resultaat hebt als je een aansluiting gaat testen. Als het dan in
orde is, dan kan de installateur de deur achter zich dicht trekken en verder. Maar dat ging dus niet met ons oude platform.”

“Vooral bij woningcorporaties is ontzorging erg belangrijk, stelt. Zij willen alles in één systeem krijgen. Of dat nu een signaal is van een Herman, van een omvormer of slimme meters. Woningcorporaties moeten dat allemaal geaggregeerd kunnen inzien.” De nieuwe software is ontwikkeld op basis van Javascript. “Je programmeert één regel code en die werkt dan op desktop, mobiel, Apple en Android. En zowel voor omvormers als voor de Hermannen.”

Sinds kort heeft LENS er een concurrent bij, die een product op de markt heeft gebracht dat behoorlijk wat gelijkenissen vertoont met de Herman. Dit product heet Powershare en is ontwikkeld door het Vlaamse Cast4All in samenwerking met het Nederlandse Xemex. De twee bedrijven hebben met de Powershare op dit moment een pilot lopen in Nederland. Maar ze houden nog even geheim waar dat is. “Over enkele weken zullen we hier met een persbericht naar buiten komen”, zegt Gert-Jan van den Hurk van Xemex.

Cast4All is ontstaan als startup uit de Universiteit van Antwerpen en richtte zich aanvankelijk vooral op het verzenden van grote databestanden, films naar bioscopen bijvoorbeeld, zegt Peter van der Stock, van Casst4All Technologies. Later is het bedrijf zich meer gaan specialiseren in het bouwen van robuuste monitor- en controleapplicaties waarbij gebruik gemaakt wordt van de zogenoemde Normalized Systems Technology, een softwaretechnologie ontwikkeld samen met de Universiteit
Antwerpen. Xemex heeft een historie in de wereld van de slimme meters. “Eigenlijk hebben wij de slimme meter ontworpen voordat de overheid deze grootschalig wilde invoeren”, aldus Van den Hurk. Het bedrijf had rond 2005 een manier ontwikkeld om de meterstanden van de analoge meter uit te kunnen lezen en deze via gprs te verzenden naar de netbeheerders.

Xemex ging daarna samenwerking aan met de slimme meter van Landis + Gyr. Dat resulteerde erin dat de Xemex-technologie nu is ingebouwd in elke slimme Landis + Gyr-meter in Nederland. “Dus dan hebben we het over miljoenen exemplaren”, zegt Van den Hurk. Het is precies deze slimme meter die Xemex en Cast4All nu gebruiken in hun PV-monitoringoplossingen en in hun product Powershare.

Deze meter wordt namelijk, net als de Herman van LENS, achter de omvormer gemonteerd (dat kan in de meterkast zijn, maar ook bijvoorbeeld vlakbij de omvormer). “Dit is dus een brutoproductiemeter, die alleen meet hoeveel de zonnepanelen opleveren”, zegt Van der Stock. En het feit dat deze meter MID (Measurement Instrument Directive) gecertificeerd is, maakt dat de data gebruikt kunnen worden voor het daadwerkelijk afrekenen van de geproduceerde zonne-energie. Overigens wordt de waarde van dit ‘unique selling point’ betwist door Jim Wiese van LENS. “Onze Herman heeft ook een MID, maar je hebt er in de praktijk niet zo veel aan.”

Geautomatiseerd systeem
“De slimme meter van Landis + Gyr heeft een aan/uit-relais. En we dacht dat we daar wel wat mee konden doen”, zegt Van den Hurk. Dat denken resulteerde in Powershare en het concept is vergelijkbaar met het decentrale systeem van Herman de Zonnestroomverdeler. In elke woning wordt een Landis+Gyr-meter gemonteerd, die dag-op- dag de toegang open of dicht zet, al naar
gelang de hoeveelheid elektriciteit waar dat huishouden wel of niet recht op heeft.

Een verschil met het concept van LENS, zegt Van der Stock, is dat Cast4All/Xemex de woningcorporaties doelbewust niet een end-to- end platform levert, waarop alle handelingen zijn in te zien en uit te voeren. In plaats daarvan gaat het bij Cast4All/Xemex om het leveren van diensten aan de ‘achterkant’: de data voor een geautomatiseerd meldingensysteem. Van der Stock: “Wij
vergelijken de opbrengst van de PV-panelen met onze software voortdurend met benchmarks, zoals de opbrengst van PV-panelen in de buurt. Daarvoor hebben we onze Clear Sky Performance Index
(CSPI) ontwikkeld. Als er dan iets niet klopt, wordt er automatisch melding gemaakt en kan er direct actie ondernomen worden. Dit is essentieel als je, zoals bij onze systemen, met Esco-constructies
werkt. Je return on investment verbetert daarmee enorm.”


Een lift alstublieft
Voor PV-installaties op corporatiedaken maakt nogal wat uit of een centrale voorzieningenruimte (CVZ) in een woningcomplex een lift heeft of niet. Een lift is namelijk een elektriciteitsslurper (al snel 10.000 kWh/j) van jewelste en met het salderen van deze elektriciteit komt een business case snel dichterbij. Dat heeft echter zin tot 50.000 kWh. Boven deze hoeveelheid gaat de energiebelasting drastisch omlaag en schiet salderen niet meer zoveel op. Dan is het nog wel mogelijk om SDE+-subsidie aan te vragen.

Uitbesteding energiebeheer Rotterdamse zwembaden met gesloten beurs

De negen Rotterdamse zwembaden besparen de komende 10 jaar 30% op hun energierekening. Maatregelen als WKK’s en kierafdichting moeten hiervoor zorgen. De investeringen kosten de gemeente Rotterdam niets; die worden namelijk gedaan door Strukton. Maar de financiële besparingen als gevolg van die investeringen, die zijn ook voor het bouw- en installatiebedrijf. Een overeenkomst met gesloten beurs dus, en één van de eerste grootschalige Esco-contracten in Nederland, die deze week van start ging.

Door Tijdo van der Zee, in Energeia, april 2011

 

“Strukton steekt de besparing in zijn zak en het kost ons niets. Dat is het idee”, zo legt de Rotterdamse gemeentewoordvoerder Karín Fraai in het kort het concept uit. Vorig jaar kondigde Rotterdam de aanbesteding aan en toen al maakte de gemeente duidelijk dat dat door middel van een Energy Service Company-contract (Esco) zou gebeuren. Het begrip Esco is in Nederland nog tamelijk onbeproefd, maar kan in landen als Groot-Brittannië en Amerika al een succesverhaal genoemd worden.

Daar werd ook het in Rotterdam gehanteerde ‘Building Retrofit-concept’ ontwikkeld door het Clinton Climate Initiative, dat hierin ook als partner en klankbord fungeert voor de gemeente Rotterdam. Dergelijke contracten hebben noodzakelijkerwijs een lange looptijd, zodat de Esco zijn investeringen terug kan verdienen. Annemarie Hoogendoorn, woordvoerder van Strukton, geeft wel aan dat het bedrijf na initiële investeringen niet op zijn lauweren kan gaan rusten: “In het contract staat dat wij door moeten blijven innoveren. Nieuwe technieken zullen de komende tien jaar dus telkens verouderde technieken vervangen.”

Strukton won de aanbesteding waaraan in totaal elf bedrijven meededen. In de laatste ronde bleven daar drie van over, die in een zogenaamde ‘concurrentiegerichte dialoog’ de gunst van Rotterdam probeerden te winnen. Strukton had nog geen ervaring met Esco’s en richtte er inderhaast eentje op. Hierin krijgt ook het bedrijf Hellebrekers Technieken een rol als onderaannemer. “Zij hebben namelijk verstand van zwembaden”, zegt Hoogendoorn. Zij vervolgt: “Wij waren erg gretig in deze aanbesteding. We beseffen goed dat dit een begin is van een veel grotere uitrol van deze vorm van contractering.”

Strukton investeert in energiebesparende maatregelen, maar zal daarnaast ook het beheer en onderhoud op zich nemen van de zwembaden, en zich ontfermen over de waterkwaliteit. Voorbeelden van energiebesparende maatregelen die worden genomen zijn Eco-verlichting, warmtekrachtkoppeling, warmtepompen, optimaliseren van ketels, frequentieregelaars, afdichten van glijbanen, aanwezigheidsdetectie, afdekken van zwembadbassins, toepassen van gebouwbeheersystemen en automatisch legionellabeheer.

De lucht- en waterkwaliteit wordt verbeterd door het verlagen van het gebonden chloorgehalte, waardoor kan de waterkwaliteit met minder chemicaliën worden gerealiseerd. Een bijkomend voordeel is dat het zwembadwater minder hoeft te worden ververst. Dit bespaart naast water ook energie omdat minder water hoeft te worden opgewarmd. Verwacht wordt verder dat de investeringen in nieuwe systemen voor lagere onderhoudskosten zullen zorgen.

Rotterdam start met de zwembaden omdat dit grootverbruikers zijn van energie en water. Doel is om op termijn al het gemeentelijk maatschappelijk vastgoed, bestaande uit 1.500 gebouwen, door middel van Esco’s duurzaam te maken. Naast zwembaden gaat het hierbij onder meer om sporthallen, scholen, musea en theaters.

Biogasnet en multigasketel komen nog niet echt uit de startblokken

De commerciële introductie van de multigasketel van ATAG komt niet echt van de grond. Hoewel het product kant-en- klaar op de plank ligt en op elk moment ingezet kan worden, blijkt de markt voor dit type HR-combiketel zich maar moeizaam te ontwikkelen. Omdat biogas niet voor subsidie in aanmerking komt, is de business case moeilijk rond te breien.

Door: Tijdo van der Zee
In: GAWALO, april 2017

De multigasketel van ATAG werd in 2012 door de jury bekroond met de VSK Award in de categorie ‘Vuur’. Deze HR-combiketel weet raad met gas van verschillende samenstellingen en dat is handig omdat in de toekomst veel meer Russisch gas en aardgas uit Noorwegen
zal stromen, met een heel andere samenstelling dan het gas uit Slochteren. Zo zit er in Slochterengas relatief weinig methaan en veel stikstof. Maar waar de ketel vooral geschikt voor is, is het verbranden van biogas. Biogas is het product van vergistingsprocessen, bijvoorbeeld van rioolwater of van mest en ander organisch materiaal bij boeren.

In dit biogas zit relatief veel CO2 – een zogeheten ‘inert’ gas, dat niet snel reageert met andere gassen. Doorgaans wordt dit biogas ofwel in een opwerkingsinstallatie opgewerkt naar aardgaskwaliteit, waarna het Groen Gas heet, ofwel in een verbrandingsmotor omgezet in Lees verder Biogasnet en multigasketel komen nog niet echt uit de startblokken

Warmtepompendrama in nieuwbouwwijk Dongen

Bewoners van nieuwbouwwijk De Beljaart in Dongen kampten jarenlang met een gebrekkige energievoorziening. Gemeente Dongen ligt nu in de clinch met Stewitech Duurzaam, dat de systemen installeerde. Een second opinion die de gemeente liet uitvoeren werpt een gedetailleerd inkijkje in wat er mis ging. Maar oplossingen zijn nog niet direct voorhanden.

Tekst Tijdo van der Zee | in GAWALO februari 2017

De Beljaart is een nieuwbouwwijk waarin de gemeente Dongen hoge duurzaamheidsambities heeft uitgesproken. De wijk werd opgeleverd in verschillende fases. In Fase I gaat het om 137 woningen die zijn aangesloten op een collectief warmte-koudeopslagsysteem (wko-systeem). Een centrale warmtepomp levert vervolgens warmte, koude en warm tapwater dat via drie afzonderlijke leidingen naar de woningen wordt getransporteerd. Dit systeem werd opgeleverd door Nuon, maar werd in 2015 verkocht aan Greenspread. Volgens Tom Sloots, operationeel manager bij Greenspread, heeft Nuon, voordat het systeem werd overgedragen, de nodige verbeteringen doorgevoerd, waardoor klachten verholpen werden. Lees verder Warmtepompendrama in nieuwbouwwijk Dongen

De WKO wordt compact

De tijd dat WKO-installaties hele ruimtes in beslag namen lijkt voorgoed verleden tijd. Tegenwoordig worden ze bijna kant-en- klaar aangeleverd op stalen frames van niet veel meer dan tien vierkante meter. Zoals de WKO in het nieuwe onderzoekscentrum van Danone in Utrecht.

Door Tijdo van der Zee, in Installatie XL, december 2012

Een ‘kleintje’ is de nieuwe WKO in de kelder van het nieuwe onderzoekscentrum van Danone op het Utrecht Science Park niet te noemen. Het apparaat levert namelijk een verwarmingsvermogen van 1250 kW en een koelvermogen van 2640 kW met een maximaal debiet van twee keer 186 kubieke meter per uur. Toch past hij in een klein hoekje van de kelder, die straks verder vooral gereserveerd is als parkeergarage. Lees verder De WKO wordt compact

Aanbesteding voor tientallen kilometers Limburgse warmteleiding

De gemeenten Sittard-Geleen, Beek en Stein hebben een Europese aanbesteding uitgeschreven voor ‘duurzaam warmtebedrijf’ het Groene Net, een pijplijn die warmte van Biomassa Energiecentrale Sittard (Bes) en industrieterrein Chemelot naar 5.000 woningen en 40 gebouwen (30.000 woningequivalenten) in Limburg brengt. Het project kost naar verwachting ongeveer EUR 82 mln.

Door: Tijdo van der Zee, in: Energeia, mei 2011

De aanbesteding vindt plaats via een zogenaamde ‘concurrentiegerichte dialoog’. Daarin doen twee tot vijf overblijvers van een eerste selectieronde mee. Met deze deelnemers worden intensieve gesprekken gevoerd. Pas daarna kunnen zij een offerte indienen. Deelnemers dienen in ieder geval een minimumjaaromzet hebben van EUR 250 mln. Lees verder Aanbesteding voor tientallen kilometers Limburgse warmteleiding