Categorie archief: Duurzame energie

Bam zet capaciteit van 200 nul-op-de-meter-woningen in als flexdienst

Bouwbedrijf Bam wil de capaciteit van zo’n 200 nul-op-de-meter-woningen in de regio Utrecht gaan inzetten als flexibiliteitsdienst aan Stedin.

Door: Tijdo van der Zee
In: Energeia.nl, 11 mei 2015

Eerder deze maand kreeg Bam voor dit driejarige Rennovates-project van de Europese Commissie EUR 5 mln toegezegd vanuit subsidieprogramma Horizon 2020.

Bam is betrokken bij het programma Stroomversnelling, waarin 111.000 woningen worden gerenoveerd tot nul-op-de-meter-woning. In het Rennovates-project betekent dit onder meer dat de gasaansluiting wordt verwijderd, dat elektriciteit wordt opgewekt door zonnepanelen en de warmte door warmtepompen. In de winter zal er daardoor extra vraag naar stroom zijn en in de zomer wordt juist een overschot verwacht, dat wordt teruggeleverd aan het net. Netto moet dit optellen tot nul.

Ook na de renovatie zal Bam betrokken blijven. Het bouwbedrijf is namelijk voor dertig jaar verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de gerenoveerde woningen. In een energie service contract met de woningcorporatie tekent Bam voor de energieprestatie van gebouwgebonden installaties; de warmtepomp en zonnepanelen. Bam staat niet garant voor onzuinig gebruik van huishoudelijke elektrische apparaten door bewoners: die krijgen een jaarlijks energiebudget van ongeveer 2.500 kWh. Wat ze daarboven gebruiken, moeten ze extra afrekenen. Lees verder Bam zet capaciteit van 200 nul-op-de-meter-woningen in als flexdienst

HeatMatcher maakt de warmte-installatie slim

In de ketelruimte van seniorencomplex in Krommenie staat sinds enige maanden een laptop opgesteld naast de regelkast. Op die laptop staat het softwareprogramma HeatMatcher. Dat programma laat verschillende onderdelen van de verwarmings- en warmtapwaterinstallatie met elkaar communiceren en onderling ‘bepalen’ welk onderdeel op welk moment de warmte levert, afhankelijk van prijs en beschikbaarheid. Uit eerste tests blijkt dat de HeatMatcher vaker dan normale regelunits gebruik maakt van de warmtepomp.

Door: Tijdo van der Zee
In: GAWALO juli 2013

Het comfortabele woonblok aan het Durghorstplantsoen van 79 woningen en een overdekt atrium werd een paar jaar geleden opgeleverd met een duurzame installatie van 80 vierkante meter zonnecollectoren en een (gesloten) WKO-systeem. De zonnewarmte wordt gebruikt om het tapwater te verwarmen. De WKO is de basis voor de ruimteverwarming. Het tapwatersysteem wordt geholpen door twee 65 kW Remeha-gasketels, de ruimteverwarming kan bij piekvraag rekenen op twee exemplaren van 115 kW. De gehele installatie wordt aangestuurd door een regelunit van Priva.

Energy Service Company (Esco) ZON Energie Groep uit Spanbroek is eigenaar van de installatie en voert het beheer uit. Daarbij betalen de bewoners een energiefactuur via het NMDA (niet meer dan anders)-principe, waaruit ZON Energie gas en elektriciteit aanschaft en afschrijvingen op de installatie betaalt. Hoe meer ‘gratis’ duurzame energie uit bodemwarmte en zonnecollectoren ZON Energie gebruikt, hoe sneller de investering zich laat terugverdienen. Lees verder HeatMatcher maakt de warmte-installatie slim

Zonnebedrijf Bigsolar speelt in ‘andere league’

De naam zegt eigenlijk alles. Bigsolar, een nieuw Amsterdams zonnebedrijf, wil grootschalig inzetten op leaseconstructies voor zonnepanelen op particuliere daken. “Alleen door op grote schaal te werken profiteren we van essentiële inkoopvoordelen en kunnen we investeerders aan ons binden.” Dat zegt Philip Elias, de nieuwe directeur van het zes man tellende bedrijf, donderdag tegen Energeia.

Elias is geen onbekende in de solarwereld. Tot vorig jaar was hij manager bij de inmiddels ter zielen gegane distributeur Sunconnex. Oprichter en eigenaar van Bigsolar is mediaondernemer Maarten van den Biggelaar, die eerder onder meer Quote en Veronica Nieuws Radio oprichtte. Van den Biggelaar en Elias liepen elkaar enige tijd terug “tegen het lijf”, aldus Eias, waarna het duo begon te sleutelen aan het leaseconcept.
Lees verder Zonnebedrijf Bigsolar speelt in ‘andere league’

Nederlandse havens maken zich klaar voor komst offshore windparken

Nederlandse Noordzeehavens zien brood in de komst van nieuwe windparken op zee. Kades worden versterkt en havens uitgediept. En in glanzende brochures worden toekomstige klanten verleid met unique selling points. 

In de haven van IJmuiden werden vorige week drie nieuwe aanmeerplekken voor bemanningsschepen voor offshore windparken in gebruik genomen. De drie boatlandings hebben ieder een zwenkkraan om gereedschap aan boord te hijsen dat het personeel van Eneco en Vestas nodig heeft bij het Amalia-windpark en straks ook bij het windpark Luchterduinen.

Het was maar een klein nieuwsbericht van AYOP, het offshore samenwerkingsverband van de havens van IJmuiden en Amsterdam, maar het was tekenend voor de ambitie. “Het besluit van Minister Kamp om drie grote gebieden aan te wijzen voor offshore windmolenparken is goed ontvangen in IJmuiden”, zo meldt AYOP. Critici wijzen op de zeesluizen als beperkende factor in deze havenregio, maar AYOP wuift die weg en presenteert aan nieuwe klanten het ‘dienbladconcept’, waarin IJmuiden en Amsterdam elkaars tekortkomingen aanvullen. “De ideale one-stop-shop voor offshore wind.”
Lees verder Nederlandse havens maken zich klaar voor komst offshore windparken

Virtuele PV-koppeling verhoogt marktwaarde

Een virtuele koppeling van particuliere pv-panelen in Nederland zou een schat aan informatie kunnen opleveren en deze virtuele elektriciteitscentrale zou ook een serieuze onderhandelingspartner zijn op de markt voor elektriciteit en die van pv-panelen. Voor Organisatie voor Duurzame Energie (ODE) voerde ingenieur Jadranka Cace van adviesbureau RenCom, in samenwerking met Wilfried van Sark van Universiteit Utrecht, een haalbaarheidsonderzoek naar zo’n centrale uit.

Door Tijdo van der Zee

Het idee ontstond nog vóór de SDE-regeling, toen de meeste pv-panelen niet voorzien waren van een meter. “Bij een groot aantal systemen waren de omvormers buiten, onder het pv-paneel gemonteerd en werden blootgesteld aan hitte en kou. Daardoor raakten ze na een korte tijd defect, zonder dat de eigenaren dat door hadden”, vertelt Cace. Lees verder Virtuele PV-koppeling verhoogt marktwaarde

Typhoon Capital knipt Bard op in ‘stopcontact’ en ‘windmolenpark’

Wie wil investeren in de offshore windmolenparken van Bard, krijgt een keuzemenu voorgeschoteld. Al naar gelang je voorkeuren kan je je geld steken in het windmolenpark, in het hoogspanningsstation plus exportkabel, of in beide delen. Dat zegt Michael van der Heijden, managing director van Typhoon Capital.

Door Tijdo van der Zee

Typhoon Capital is door de Duitse windparkbouwer ingeschakeld om de financiering van de twee Nederlandse windparken (600 MW, 50 kilometer ten noorden van Schiermonnikoog) rond te krijgen. “Deze twee delen hebben een ander risicoprofiel. Daarom is het logisch om ze op te knippen” Lees verder Typhoon Capital knipt Bard op in ‘stopcontact’ en ‘windmolenpark’

Opmars van aardgas en biogas in de transportsector

Vrachtwagens op aardgas, en zeker biogas, moeten hun plek op de snelweg nog veroveren. Technische belemmeringen, slechte verkrijgbaarheid, beperkte actieradius en tegenvallende besparingen speelden gas lang parten. Maar veranderingen hangen in de lucht. Zo is onlangs een eerste serieuze praktijkproef gestart met dual-fuel vrachtwagens en rijdt een Brabants transportbedrijf met de eerste Europese biogasvrachtwagen.

Door Tijdo van der Zee

Gemengd waren de ervaringen met vrachtwagens op gas de afgelopen twintig jaar. Rendementen vielen tegen, evenals de emissiereducties. LPG leek het toch niet te worden. Nu lijken aardgas en biogas bij het zwaardere vrachtvervoer toch met een opmars bezig, maar LPG staat aan de zijlijn. “LPG ontbrandt eerder en kan daarom maar in veel lagere percentages bij diesel bijgemengd worden. LPG komt niet veel hoger dan 20 procent, terwijl bij aardgas tot 50 procent bijmenging mogelijk is. Dat is een groot nadeel van LPG. Daar komt nog bij dat aardgas goedkoper is dan LPG”, stelt Rob Winkel van onderzoeksbureau Ecofys.

Aardgas
Rob Winkel leidt een onlangs gestart project waarbij een conventioneel aardgassysteem (CNG: gecomprimeerd aardgas onder 200 bar) geplaatst wordt bij een bestaande vrachtwagendieselmotor. Dit wordt een dual-fuel systeem genoemd en het consortium dat het project uitvoert verwacht dat er flinke besparingen mee te behalen zijn. Winkel: “Dat aardgas gaan we injecteren in de dieselinlaat. Dit leidt tot lagere kosten en veel minder emissies. Op den duur willen we bijmengen met biogas, wat natuurlijk nog meer milieuvoordeel oplevert.”
Ecofys berekende dat bij 120.000 kilometer per jaar het verschil met een gewone dieselmotor 10.000 euro kan bedragen, namelijk 55.680 euro bij diesel tegen 45.600 euro bij dual-fuel, oftewel 50 procent bijmenging met aardgas. In dit geval zouden de meerkosten van het systeem zich binnen enkele jaren terugverdienen. Het systeem werkt het best bij zware ladingen, omdat dan de verbranding beter werkt. Eind 2010 verwacht Winkel de resultaten te kunnen presenteren.

Actieradius en beschikbaarheid
De beschikbaarheid van aardgastankstations in Nederland laat nog te wensen. In een rapport uit 2009 over groen gas in het agrotransport van innovatienetwerk Courage telde de auteur 600 openbare vulstations in Italië, 750 in Duitsland en 400 in Zweden. In Nederland waren er op dat moment nog maar 12. Volgens Rob Winkel kan er inmiddels in Nederland al op 50 plekken aardgas getankt worden. “Samen met het ministerie van Verkeer en Waterstaat gaan gemeenten en provincies dit aantal de komende jaren omhoog krikken naar 100 vulpunten.”
Een ander nadeel van gas is de beperkte actieradius op een volle tank. Dit komt omdat gecomprimeerd aardgas, ondanks dat het onder hoge druk staat, nog steeds gasvormig is, dus per liter een veel lagere energetische waarde heeft dan vloeibaar gas of diesel. Dat probleem wordt in het dual-fuelproject van Winkel omzeild. “Wij gebruiken een conventionele dieseltank, aangevuld met een gastank. De actieradius is dus zelfs groter dan bij een dieseltank.”
Winkel werkt samen met de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW). Dat moet ook wel, want dual-fuel systemen hebben nog geen goedkeuring ontvangen. Ook in Europa zijn er nog geen richtlijnen voor dual-fuel systemen en dat betekent dat de vrachtwagens in het project van Ecofys in Nederland moeten blijven rondrijden. Winkel wijst er wel op dat de Europese Commissie momenteel werkt aan een richtlijn, maar het zal nog wel enkele jaren duren voordat het sein op groen gaat. In ieder geval kan Nederland dan meteen de Europese markt op, wat wel een koploperspositie oplevert.

Stortgas
Het kan ook anders. In plaats van als bijmenging bij diesel, kun je gas ook als enige brandstof gebruiken: een mono-fuel systeem. Sinds kort heeft gasbedrijf Rolande LNG bij transportbedrijf Christiaan Vermeer in Dongen een systeem geïnstalleerd voor vloeibaar biogas (bio-LNG). Het transportbedrijf kan de wagen nog niet gebruiken in het wagenpark, want de omgebouwde IVECO Stralis is een demonstratiemodel, dat onlangs nog straalde op een biogasbeurs in Rome. Kort geleden presenteerde vrachtwagenbouwer IVECO de Stralis, een vrachtwagen met een monofuel ottomotor, die gebouwd was voor CNG in plaats van benzine. Peter Hendrickx van Rolande Biogas: “Die motor veranderde onze wereld, we waren al jaren bezig met het aanpassen van motoren, maar die brachten nooit de kwaliteit die we wensten. In samenwerking met IVECO hebben we toen de CNG tank vervangen door twee cryogene LNG-tanks uit Amerika plus een verdamper. Het resultaat is een motor die tot 5 keer stiller is dan een dieselmotor en een emissie die nog lager is dan de normen van de Euro 6 motor die in 2013 verplicht wordt.”
Rolande betrekt zijn biogas van een huisvuilstortplaats “in één van de grote Europese wereldsteden. We hebben exclusieve levering, maar ik wil nog niet zeggen welke stortplaats het precies is”, zegt Hendrickx. Hij geeft toe dat de beschikbaarheid van vloeibaar biogas nog een probleem is. Met het vloeibare gas van de stortplaats kan Rolande 30 tot 50 trucks van LNG voorzien op jaarbasis.

Stille motor
Volgens Hendrickx is kan een vrachtwagen op bio-LNG zo’n 1400 kilometer afleggen en daarmee is het oude verwijt van de kleine actieradius van 300 kilometer verleden tijd. Bio-LNG heeft volgens Hendrickx vele voordelen. Misschien is de belangrijkste nog wel het lagere geluidsniveau ten opzichte van een diesel- of dual-fuelmotor. “Dat moet je niet onderschatten. Het betekent dat je in steden ook buiten de reguliere leveringstijden mag werken. En puur op basis van geluid kan je al gebruik maken van de MIA en de VAMIL subsidies.”
De truck heeft wel een behoorlijke meerprijs, maar er vinden gesprekken plaats met AgentschapNL over een subsidie die 50 procent van de meerkosten afdekt. Volgens Hendrickx zou hier voldoende geld in zitten voor ongeveer 40 tot 50 vrachtwagens. Transportbedrijven die hier gebruik van maken zijn, volgens recente berekeningen van onderzoeksbureau CE Delft, wellicht goedkoper uit dan met een vrachtwagen met dieselmotor. Daarbij ging CE Delft uit van een meerprijs van 65.000 euro, een afschrijftermijn van 10 jaar en een jaarkilometrage van 100.000 kilometer. Diesel komt dan uit op ongeveer 18 cent per kilometer, bio-LNG uit covergisting zit op 41 cent en bio-LNG uit stortgas op 22 cent. Maar uitgaande van een halvering van de afschrijfkosten door halvering van de meerprijs dankzij de mogelijke tegemoetkoming van AgentschapNL, komt stortgas-LNG ook op 18 cent. En dan zijn allerlei andere financiële stimuleringsmaatregelen nog niet verdisconteerd. De bio-LNG installatie van Rolande, die op de IVECO Stralis gemonteerd is, zit midden in het proces van typegoedkeuring door de RDW.Als die afgerond is mag de wagen de weg op. Ook in Europa. Hendrickx: “De dual-fuel installatie mag dat niet omdat dat nog geen erkende techniek is. Dat probleem heeft een mono-fuelsysteem gelukkig niet.”

Geen voorkeursbehandeling
Deze beloftevolle experimenten ten spijt, wil Transport en Logistiek Nederland (TLN), de belangenvereniging voor het goederenvervoer, nog niet de loftrompet steken. “Aardgas en biogas als brandstof zijn zeker interessante ontwikkelingen, maar we kunnen er niet alle kaarten op zetten. Daarmee zou je bijvoorbeeld biodiesel uitsluiten en dat doen we bij TLN niet”, zegt Rob Aarse van TLN.
Volgens Aarse is met name de tweede generatie biodiesel een goed groen alternatief. Ook elektrische hybride aandrijving heeft de belangstelling gewekt van TLN. “Maar dat beperkt zich toch wel tot het stedelijke goederenvervoer”, aldus Aarse. Volgens Aarse staat de aardgas en biogas-markt nog in de kinderschoenen. “De markt moet nog wat rijpen. Het is natuurlijk wel belangrijk dat er proeven mee worden gedaan. Interessante business cases zullen we dus zeker niet onvermeld laten.”

Bron: EnergieGids.nl juli 2010

Met zonnepanelen een e-auto vullen. Het kan, misschien, maar rijk word je er niet van

Een Utrechtse ondernemer wil een elektrische huurauto opladen met zonnepanelen op het dak van een basisschool. Een volle accu levert meer geld op dan teruglevering aan het net, vermoedt hij. Maar hoe het project er straks precies uit moet zien, weet niemand nog.

Door Tijdo van der Zee

De uitgaven voor de twee belangrijkste onderdelen uit het plan heeft ondernemer Robin Berg inmiddels ingeboekt: de panelen en de auto. Vorige week nam wethouder Mirjam de Rijk zijn nieuwe zonnecentrale officieel in gebruik. De elektrische Nissan Leaf is in bestelling en arriveert vermoedelijk in december. Op het dak van de Parkschool in de wijk Lombok liggen nu honderd zonnepanelen die een piekvermogen leveren van 17,5 kW en een geschatte jaarlijkse energieopbrengst hebben van 15 MWh. “Vanuit die school trekken we een kabel naar de oplaadpaal voor de elektrische auto, ongeveer honderd meter verderop”, zegt Berg, die naast initiatiefnemer eigenaar is van Lomboxnet, een aanbieder van snel internet in de wijk Lombok. Zo wil hij de laadpaal ‘achter de meter’ van de school krijgen.

Berg wil zijn business case bouwen rond het idee dat hij voor de zonnestroom meer kan vangen via de accu van een elektrische auto, dan via teruglevering aan het net. Dat zit zo. Wie netto meer levert aan het net, dan zelf aan energie gebruikt, krijgt een laag tarief voor de netto ingevoede stroom; namelijk de kale energieprijs zonder belastingen van rond de 6 cent. De elektrische auto schroeft het eigen verbruik op, waardoor er dus ook meer stroom aan eind van het jaar tegen het hoge tarief van 22 cent gesaldeerd kan worden.

Daarnaast is er het saldeerplafond. Hier geldt vanaf 1 juli aanstaande: tot het plafond van bruto 5 MWh teruggeleverde energie per jaar krijg je bij de meeste energieleveranciers de volle mep van 22 cent per kWh, maar wanneer je hier bovenuit komt, zit je weer aan de 6 cent. De panelen op de school in Lombok leveren naar verwachting 10 MWh meer dan het saldeerplafond. Het is hierbij dus van belang dat er zoveel mogelijk zelf geproduceerde stroom in de auto terecht komt, die vervolgens tegen een normale prijs -in de vorm van een volle accu- verkocht kan worden aan abonnementhouders die de auto willen huren.

Berg wil een kabel trekken van ongeveer honderd meter van de school naar een oplaadpunt bij de openbare weg, waar hij van de gemeente een parkeerplek toegewezen heeft gekregen en waar een oplaadpaal mag komen. Daar komt, zoals het er nu naar uit ziet, ook een aansluiting met het netwerk van Stedin, zodat ook andere elektrische auto’s van de paal gebruik kunnen maken, zegt Berg. De ondernemer wil slimme software installeren die precies in de gaten houdt wanneer zonnestroom geleverd kan worden aan het net en wanneer die de auto in moet. Daarnaast bepaalt deze software wanneer de accu geladen moet worden met stroom uit het net. “We halen zoveel mogelijk energie uit de zonnepanelen. Maar als iemand ’s nachts de auto reserveert voor de volgende morgen, moet de accu natuurlijk wel opgeladen zijn”, zegt Berg.

Of het financiële plaatje zo rooskleurig is als Berg het tekent, is echter zeer de vraag. Namelijk, Berg’s energieleverancier Greenchoice heeft onlangs besloten om het saldeerplafond op te heffen. Voortaan kan men onbeperkt salderen tegen het hoge tarief, zolang het eigen gebruik hieraan maar parallel loopt. Hierdoor lijkt het financiële voordeel van het laden van de elektrische auto te vervallen, omdat levering aan het net evenveel oplevert als de stroomverkoop via de accu. Daarnaast is het maar zeer de vraag of de Parkschool minder stroom gebruikt dan de zonnepanelen leveren. Ondernemer Berg verwacht dat hij de overtollige stroomproductie van de panelen in de auto kan pompen, maar uit gegevens van AgentschapNL blijkt dat een kleine school van 1.000 vierkante meter al snel het dubbele verbruikt aan stroom van wat zijn zonnecentrale produceert.

En er zijn nog meer obstakels. Ten eerste de eigendomsstructuur. Want wie levert nu straks aan wie? De zonnepanelen zijn van Robin Berg, maar wie straks eigenaar wordt van de oplaadpaal en de elektrische auto (bijvoorbeeld collectief eigendom door de abonnementshouders) weet de ondernemer nog niet. De tien oplaadpalen die nu in de gemeente staan zijn van Stichting E-laad, een samenwerkingsverband van netbeheerders, waar overigens netbeheerder Stedin de grote afwezige is. Een woordvoerder van de gemeente zegt dat Utrecht sympathiek staat tegenover het initiatief van Berg “en hem helpt waar mogelijk” maar “de zaak is nog niet uitgekristalliseerd en we weten niet zeker wie de eigenaar van die oplaadpaal wordt”. Wat ook de uitkomst is, ” het moet er niet toe leiden dat Lomboxnet of de Parkschool energieleveranciers worden”, zegt Berg. De gemeentewoordvoerder wil daar nog over kwijt: “Wij houden ons niet bezig met de koppeling van de panelen aan de oplaadpaal. Dat is nationale wetgeving en daar gaan wij niet over. Het is aan de ondernemer om hier invulling aan te geven.” Een woordvoerder van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) zegt: “Voor zover we nu kunnen overzien zijn er geen wettelijke beperkingen.”

Verder bevinden de oplaadpaal en de parkeerplaats zich in de openbare ruimte en anderen moeten ook gebruik van de oplaadpaal kunnen maken. “We krijgen niet de exclusieve rechten op die plek.” Daarom is ook netbeheerder Stedin bij het project betrokken. Dit maakt de zaak echter wel complexer, beaamt Berg. Waarom kan de auto niet opgeladen worden op het eigen terrein van de school, bijvoorbeeld aan de rand van het schoolplein? “Het schoolplein is geen parkeerplaats. Daarnaast, we willen een generieke situatie creëren, die ook bij andere scholen kan worden toegepast.”

Stedin volgt het project met veel belangstelling. “Voor ons is dit een zeer relevant project. Als het slaagt, kan je in Nederland snel meer van zulke systemen verwachten. Hier willen we dus bij zijn”, zegt woordvoerder Lucas Stassen. De netbeheerder onderzoekt nu welk ICT-systeem het best kan worden gebruikt voor de communicatie tussen school, oplaadpaal en net. “Wij praten hierover met meerdere grote ICT-partijen.”

Het project van Berg moet zich grotendeels zelf bedruipen. De gemeente Utrecht heeft Berg een handje geholpen met de parkeerplek, zo bevestigt een gemeentewoordvoerder. Ook krijgt Berg geld vanuit rijk, provincie en gemeente. “Dit is niet veel. Het gaat om de vergoeding van gewerkte uren voor de ontwikkeling van deze proef.” Het doel van Berg is om over heel Utrecht de elektrische auto-zonnepanelen-combinatie uit te rollen. Berg: “Ons glasvezelnet beperkt zich tot de wijk Lombok, voor dit nieuwe project willen we in de hele stad actief worden.”

Verschenen in Energeia, 24 juni 2011

Meewind maakt statement met Belwind

Een consortium van grote bedrijven en enkele Nederlandse en Vlaamse participatiemaatschappijen bouwt een offshore windpark van 165 MW 46 kilometer uit de kust van de Vlaamse havenplaats Zeebrugge. “En het gaat ongelofelijk snel.”

Door Tijdo van der Zee

Drie fundatiepalen liggen er pas in de haven van Zeebrugge. Meer is nog niet te zien aan het offshore windpark Belwind, dat komende jaren op de Bligh Bank, 46 kilometer uit de kust van de Vlaamse havenstad wordt gebouwd. Maar die drie palen zijn wel hét bewijs dat het windpark echt gebouwd wordt. En daar zag het na het faillissement van ontwikkelaar Econcern dit voorjaar niet naar uit. Alle reden dus voor Belwind om de vlag uit te hangen en investeerders en journalisten uit te nodigen voor een rondleiding.

Flessenhals

Het stuk land dat Belwind gebruikt in de haven van Zeebrugge is enkele hectaren groot en wordt gebruikt als tussenstation. De fundatiepalen, of monopiles, worden per twee stuks met een vrachtschip aangeleverd vanuit het Oost-Duitse Rostock, waar ze worden gefabriceerd. In Zeebrugge takelen twee stevige kranen de palen op land. “Er zijn maar een paar kranen die dat kunnen”, zegt Bernard van Hemert van Belwind. De monopiles blijven daar liggen tot de Nederlandse aannemer Van Oord ze op de juiste locatie in de zeebodem heit. De fundatiepalen zijn wellicht geen technologische hoogstandjes, maar de afmeting doet duizelen. Per stuk wegen de stalen joekels 300 tot 550 ton, de lengte varieert van 50 tot 70 meter en de dikte van de buiswanden bedraagt zo’n 10 centimeter. De bovenste tien meter van de palen lopen taps toe, als een flessenhals. Die constructie vergemakkelijkt het heien en is beter bestand tegen golfslag.

De 55 windturbines van elk 3 MW hebben in 2011 een totaal vermogen van 165 MW. “Natuurlijk kunnen we ook 5 MW-molens gebruiken, maar daar zijn er nog maar zo weinig van. We gaan hier voor bewezen technieken”, zegt Van Hemert. De locatie van alle 55 turbines is vooraf uiterst nauwkeurig bepaald. De Bligh Bank bestaat uit een soort onderwaterduinen, waardoor de diepte per windmolen verschilt. Ook de samenstelling van de grondlagen is niet overal gelijk, dus voor elke paal is ook een individuele heidiepte vastgesteld. “Tijdens deze proefboringen wordt ook regelmatig een bom uit de Tweede Wereldoorlog gevonden. Wij kwamen ze gelukkig niet tegen, maar onze collega’s van een ander windpark op een ander deel van de Bligh Bank wel”, zegt Bernard van Hemert.

Lange neus

De werknemers van Belwind, waarvan het grootste deel eerder werkte aan het Nederlandse windpark Q7, zien zich de komende jaren gesteld voor een enorme logistieke uitdaging. Grootste vijand is het weer. “We moeten minstens 55 keer het water op. Dat betekent dat we niet kunnen wachten tot het weer ideaal is”, zegt Van Hemert. De kans is groot dat wind en golven zo heftig worden dat het schip zijn missie moet afbreken en terug moet naar de veilige haven. Zonde van het geld: het schip kost de organisatie 170.000 euro per dag. Van Hemert: “Als we op dat moment de kabel leggen, moeten we die doorknippen en later aan elkaar monteren met een soort kroonsteentje.”

Bernard van Hemert is geen onbekende in de windmolenbusiness. Hij werkte net als enkele collega’s aan Q7 en is ook regelmatig aan de Britse kant van de Noordzee te vinden. “De besluitvorming rond Belwind is heel snel gegaan. Iedere participant in het park heeft natuurlijk zijn eigen motieven, maar ik merk toch hier en daar dat er een lange neus wordt gemaakt naar de Nederlandse overheid. Daar duurt het proces zo lang en hier kan het gewoon snel. Het is dus ook een beetje een statement.”

Gevoel

Meewind is de Nederlandse participatiemaatschappij in Belwind, waarbij ‘iedere participatie vanaf 1.000 euro welkom’ is, aldus de brochure. Eén van die participanten is Rob van Hagen, en ook hij neemt de gelegenheid te baat om een kijkje te nemen bij ‘zijn’ palen in de winderige Zeebrugse haven. “Ik beleg liever in zo’n project dan dat ik het geld naar de bank breng”, stelt hij. Volgens Van Hagen verloopt de communicatie met Meewind uitstekend en dat is dan ook een reden dat hij vertrouwen heeft in het Belgische avontuur. “Elke belegging brengt risico’s met zich mee. Hier heb ik mijn gevoel laten spreken. Ik heb echt geen gedegen risicoanalyse gemaakt”, zegt Van Hagen.

Ook de gemeente Den Haag heeft zich verzekerd van een stukje windmolenpark. “Al was het maar omdat plannen voor een windpark bij het Prins Clausplein niet van de grond kwamen”, zegt milieuwethouder Peter Smit. Een enorme symbolische cheque van tien miljoen euro had de wethouder eerder overhandigd aan de projectleiders van Belwind en Meewind. De cameraman die de gemeente had ingehuurd legde vast hoe de heren in maatkostuum het striemende zand uit hun ogen wreven en de veiligheidshelm stevig op hun hoofden drukten. En de wethouder zei: ‘Wij doen mee omdat wij een duurzaamheidstrategie hebben. Wij willen de CO2-uitstoot van de stad verminderen en dat kun je natuurlijk ook doen door duurzame energie op te wekken of te laten opwekken door anderen.’ [Zie ook kader, red.].

Later, in het warme havenrestaurant vervolgde Smit: “We kunnen natuurlijk wel wachten tot we mee kunnen doen met een project in Nederland, maar ik zie daar toch de eerstkomende paar jaar geen windparken op zee verrijzen. En wat makt het ook uit? CO2houdt zich niet aan grenzen en de ijsberen op de Noordpool maakt het echt niet uit of we in Nederland of in België CO2-uitstoot reduceren.” De Haagse wethouder heeft vertrouwen in het project, ondanks het feit dat voormalig initiatiefnemer Econcern ter ziele ging en ook ondanks de slechte prestaties van duurzame investeringsvehikels als ZonInvest. Ook dat bedrijf rekende zich rijk met subsidies, die later werden ingetrokken. “Ik kan het Belgische systeem vertrouwen als ik zie dat tweederde van de participanten in Belwind Belgisch is”, stelt Smit.

Angst

Een nieuw financieel debacle zou een nachtmerrie zijn voor de investeerders en iedereen die windenergie een warm hart toe draagt. Toch is dat niet de grootste angst voor Belwind- medewerker Bernard van Hemert. “Ik ben bang dat er een ongeluk gebeurt”, zegt hij met een serieus gezicht, “We werken hier met grote voorwerpen. In principe hebben we alles berekend, maar er zijn altijd van die grensgevallen met het weer. Dat je denkt van ‘kan het wel of kan het niet’. Dan maak ik me echt zorgen.”

[KADER]

Den Haag

Een investering in een offshore windmolenpark van 10 miljoen euro levert de gemeente een jaarlijkse vermeden CO2-uitstoot op van 17.500 ton, oftewel de uitstoot van 10.000 huishoudens, zo berekenden Haagse ambtenaren. Wethouder Peter Smit stelt dat daarmee een groot deel van de CO2-doelstellingen worden gehaald. In een reactie beaamt een woordvoerder: “Wij zijn producent van groene stroom, we hoeven die niet af te nemen om toch aan onze CO2-doelstellingen te voldoen.”

Maar dit wordt door deskundigen en politici betwijfeld. Immers, wanneer de groene stroom aan (Belgische) consumenten wordt verkocht, die hiermee ook CO2-uitstoot reduceren, produceert één windmolen een dubbele CO2-reductie: één keer voor Den Haag en één keer voor de consument.

“Het risico bestaat dat de CO2-reductie van het Belgische windpark dubbel geteld gaat worden: Den Haag schrijft de reductie op zijn milieubalans, terwijl de opgewekte stroom ook nog als groene stroom aan Belgische consumenten wordt verkocht”, zegt CO2-emissiehandelspecialist Jos Cozijnsen op de website van EnergieGids.nl. “Den Haag zou eigenlijk CO2-reductie in losstaande projecten in Den Haag moeten bevorderen en de duurzame energieverbetering als aparte doelstellingen moeten zien. Want bij CO2-reductie in energieprojecten is er al snel overlap met CO2-verplichtingen van energiebedrijven.”

Hoe groen Den Haag kan scoren met het aandeel in Belwind hangt helemaal af van wat er vervolgens met de stroom gebeurt, zegt Marc Allessie, directeur van de Nederlandse Emissie Autoriteit in rePublic.nl. “Als die stroom de Nederlandse markt op gaat, dan draagt Den Haag indirect bij aan verduurzaming van de samenleving. Maar in termen van uitgespaarde CO2 in het kader van het gemeentelijk klimaatbeleid zie ik niet hoe ze daarmee zouden kunnen scoren.” Ook het PvdA-gemeenteraadslid Willem Minderhout stelde hierover onlangs vragen tijdens een commissievergadering. De wethouder stelde toen echter zich “geen zorgen te maken.”

Bron: EnergieGids.nl okt 2009

Geldbronnen voor groen

Duurzame energieprojecten kennen vaak hoge investeringskosten, lange looptijden en flinke risico’s. Hoe interesseer je financiers om in de buidel te tasten? Betrek ze vanaf het allereerste begin bij de plannen. ‘Financiering is nog veel te vaak een sluitpost.’

Door Tijdo van der zee

‘Geld is het probleem niet, er liggen bij fondsen en private equity-bedrijven miljoenen ongebruikte euro’s te wachten op het juiste project. Maar veel ontwikkelaars zijn niet in staat legitieme zorgen weg te nemen en een degelijke  business case  te presenteren’, zegt Ronald Huisman, universitair hoofddocent aan de Erasmus School of Economics. Auke de Boer, manager ING Groen Financieringen kan dat beamen: ‘Duurzame projecten zijn best te financieren, maar banken hebben moeite met onzekerheid.’

Onzekerheid en risico zijn verschillende grootheden. Huisman: ‘Er kan een bom vallen op je duurzame project. Dat is onzekerheid. Maar wanneer een ontwikkelaar een eerlijke inschatting maakt van wat er allemaal fout kan gaan in het proces, maak je onzekerheid voorspelbaar en geef je de potentiële investeerder de mogelijkheid een inschatting te maken van de risico’s. Op basis hiervan kan dan een weloverwogen beslissing genomen worden. Vaak krijgt de investeerder een rommelig Excel-sheet onder ogen met de verwachte kasstromen. Of hij even wil betalen.’ Wanneer je de risico’s van een project kent, zijn deze ook te managen. ‘Je weet dan aan welke knoppen je moet draaien als de zaken niet goed lopen,’ vult De Boer aan.

Grote energiebedrijven als Essent, Nuon en Eneco kunnen duurzame energieprojecten vaak grotendeels met eigen vermogen betalen en het project beheren vanuit een zogenoemde balansfinanciering, waarbij de risico’s voor eigen rekening zijn. Een kleine rondvraag op het Warmtecongres in Eindhoven levert de kennis op dat een groot deel van de aanwezigen die bezig zijn met het opzetten van een warmtenetwerk – waarbij huizen of bedrijven met restwarmte of aardwarmte worden verwarmd – bij een kleiner bedrijf werkzaam is. Dergelijke bedrijven zijn voor hun financiering veel meer afhankelijk van vreemd vermogen. In dat geval komt projectfinanciering in beeld, waarbij de risico’s voor rekening zijn van de financiers. ‘Daarbij gelden strakke regels, waardoor we snel kunnen ingrijpen’, stelt De Boer. De ING heeft een voorkeur voor bewezen technieken in plaats van innovatieve ontwerpen en ook juridisch stevige leveringscontracten. En verder: er moet een goed vooruitzicht zijn op inkomsten. De Boer: ‘Nog altijd geldt:  Cash is King! Men moet in staat zijn met de kasstroom rente en aflossing te betalen.’ Maar ook de ING heeft geleerd van de economische crisis en denkt dus wel twee keer na alvorens over te gaan tot een lening. Wie dat lukt, kan vervolgens wel profiteren van de gunstige groenlening, ‘waarbij de rente tot 100 basispunten lager ligt, en dat kan net dat zetje zijn dat het project nodig heeft.’ Deze groenlening geldt overigens alleen voor ‘groenprojecten’ die door het Agentschap NL van Economische Zaken zijn goedgekeurd. Deze zeggenschap heeft het ministerie omdat de lagere rente deels wordt gefinancierd door het Rijk. De ING hoeft groenspaarders namelijk minder rente te betalen zonder dat deze erop achteruit gaan, omdat spaarders fiscale voordelen genieten bij groen sparen.

Econoom Ronald Huisman ondervond na onderzoek naar de financieringsperikelen rond verscheidene warmteprojecten dat er voor geld te vaak alleen gekeken wordt naar banken. Private equitybedrijven, pensioen- en beleggingsfondsen hebben echter ook veel geld te besteden. Welke geldbron je aanboort zou volgens Huisman afhankelijk kunnen worden gemaakt van de fase waarin het duurzame project zich bevindt. Huisman onderscheidt vier fasen. Ten eerste het begin van het project, gekenmerkt door zeer hoge onzekerheid. Vervolgens gaat het project van start. Ook deze fase kent nog veel onzekerheid, maar er is ook een grote toename van kennis, oftewel waardeontwikkeling. In fasedrie is het warmtenet in bedrijf. De onzekerheid is inmiddels laag en het geld begint binnen te stromen. Ten slotte kan het project worden uitgerold naar andere warmtenetten. Daarbij komt de opgebouwde kennis van pas. Huisman: ‘In deze laatste fase kapitaliseert men de waardestijging uit fase twee. Ontwikkelaars zouden bij projectfinanciering deze waardestijging moeten benadrukken. Met kasstroom trek je een bank over de streep, maar waardestijging interesseert fondsen en private equitybedrijven veel meer.’

Financiering door de markt is het meest ideaal, want veel minder afhankelijk van telkens veranderende regelgeving. Toch staan of vallen de meeste projecten bij een of andere vorm van overheidssteun. Dat is vaak de SDE (Stimuleringsregeling duurzame energieproductie), maar ook de EIA (Energie-investeringsaftrek), KIA (Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek), VAMIL (Willekeurige Afschrijving Milieu-investeringen), een garantieregeling of MIA (Milieu-investeringsaftrek) komen al naar gelang het soort project in aanmerking. ‘Voor een bank zijn de risico’s vaak toch te groot om alleen te dragen’, zegt De Boer.

Bron: Groen Akkoord, SDU Uitgevers, oktober 2010